In memoriam,
allemaal in memoriam
Langzaam komen herinneringen aan kleine dingen terug, lang vergeten maar altijd
wel sluimerend in ons bewustzijn aanwezig geweest, gelaatstrekken van Waggio,
handbewegingen van Kokki, een bruggetje over de slokan, de bloemen juist aan
deze zijde van de kebon en niet aan de andere, het roepen van de "assistenten-
soepir" van de ondernemingsvrachtwagen wanneer zij uit Wonopringgo terug
kwamen: "Teromel-pos, teromel-posü
Ik kijk uit het raam van ons eeuwenoud kasteel in Frankrijk, het is koud, het regent
en door de kale winterbomen zie je maar een grijze hemel.
Ja toen, toen leefden mijn ouders nog.
Ik was een klein jongetje op Java. Een
jeugd vol met indrukken, wensen, dro
men, luisteren naar de gruwelijke spook
verhalen van de baboe over de rollende
hoofden op de achtergalerij en de over
loop en andere verschrikkelijke dingen.
Het zacht gesluip van de panter om het
huis wanneer je ouders juist op een
receptie in Pekalongan waren, het don
deren 's nachts van de oelers op de
zoldering op jacht naar ratten en de
python, die op een mooie dag achter de
garage mij met boze ogen aankeek. Het
gejank, zo luid en zo onbeschaafd, van
de monjèt kétés in de bomen, die zo
bang waren. Het aandachtig kijken van
de loetoengs. Hethetheten zo
kan ik wel uren doorgaan met vertellen
van een jeugd zonder zorgen.
De vreugde wanneer ik goede school
cijfers had en als beloning met de trein
van Semarang naar Madioen mocht in
plaats van met de eeuwige auto's. Zo
geweldig was dat, als je tegen de rij
richting in door de wandelgangen kon
hollen. De auto alleen met de soepir Dull
volgde en bracht ons vanuit Madioen
naar Serangan.
En namen: Nerong, Toewei, Kadjen, de
Herenstraat in Pekalongan en de bios
coop aan de aloon-aloon, Semarang met
de "hangmat", Salatiga, Lembang, Ban
doeng en de Bragaweg, Tjiater. Zissie
Ochs, Otto, Teddy, Wim, oom Blankert,
oom Mees en zo vele andere ooms,
tante Saakje, tante Lau, tante dit en
tante dat en al de vriendjes, waar zijn ze
gebleven? In mijn gedachten leven ze
nog, maar wanneer ik er niet meer
ben?
In 1928 in Kelet (Djapara) op Java
geboren, ben ik enig kind gebleven,
mijn grootste teleurstelling. Vader was
toen reeds administrateur, dus Toean
Besar. Hij was bij mijn geboorte 35 jaar
en had een heel avontuurlijk leven
achter de rug. In Duitsland geboren had
hij Deense en Hollandse voorouders.
Volgens de Duitse administratie was hij
Hollander. Later werd hij door het
Nederlands bestuur als Duitser inge
deeld. En dat is altijd een hinderpaal in
zijn en ons leven geweest. Hij was een
heel eigenzinnige jongen,zeer pienter
en opgewekt en wilde reeds vóór zijn
eindexamen gymnasium de wereld in.
Hij ging er vandoor, kreeg de eerste
boot naar Azië te pakken en begon zijn
loopbaan als kolentremmer.
Moeder is in Brits-lndië in 1897 als
oudste kind van de zendeling Diller en
zijn echtgenote Schroeder, geboren.
Haar moeder was ook in Indië ter wereld
gekomen als dochter van een zendeling
op Taboekan, een van de Sanggir-Talaud
Eilanden ten noorden van Menado.
Moeders hele familie bromde van de
zendelingverhalen.
In 1 920 kreeg vader Diller een betrek
king als directeur van het jongens
gesticht in Soekaboemi. Mijn moeder
ontmoette in Margaradja haar toekom
stige echtgenoot en zij trouwden in
1 924 in Soekaboemi. Vader was toen
nog een eenvoudig "employé". Opa en
oma Diller vertrokken daarop naar
Brits-lndië, waar Opa weer in zijn
oude werkkring terugkeerde. Hij
overleed in 1 928 in Gangpore, Bihar
aan de "zwartwaterkoorts". Oma begon
een onrustig leven, van plaats naar
plaats verhuizend. Zij stierf in 1941,
Het echtpaar Ontrup met hun zoontje (schrijver dezes) op Kalitelo (district Tajoe)
1930.
14