De Raad van Nederlandsch-lndië in 1925.
Zittend links: Mr. K.F. Creutzberg (vice-president) en rechts: J. v.d. Marei.
Staande v.l.n.r.: Mr. P.W. Filet, L.C. Westenenk, Ch. J.I.M. Weiter (allen leden) en
J.W. Roessingh-van Iterson (secretaris). De Raad van Indië was het hoogste
bestuurscollege in Nederlands-lndië en werd gevormd door een Vice-President en
vier - later voor enige tijd zes leden, waaronder twee Indonesische. De instelling
van de Raad van Indië dateert reeds uit de tijd van de eerste Gouverneur-Generaal,
Pieter Both.
In Compagniestijd vormde de Raad, samen met de G.G. "De Hooge Regering" bij
wie de hoogste wetgevende en bestuurlijke macht in Indië berustte. Bij besluit van
de minister van koloniën, de vroegere G.G. Van Den Bosch, werden in 1836 de
bevoegdheden van de Raad beperkt en werd het een adviescollege. Het regerings-
regelement van 1854 gaf de raad daarnaast medewetgevende bevoegdheid.
Na de instelling van de Volksraad tenslotte was de taak van de Raad van Indië
volgens de Indische Staatsregeling van 1925 een louter adviserende, ten dienste
van de landvoogd.
ten alsmede de controleurs en de surnu
merairs. Hierbij werd uitgegaan van wat
in Nederland in 1820 al voor de provin
cie-gouverneurs was vastgesteld. Allen
kregen, net als hun hoogste chef, een
donkerblauwe rokjas, een steek met
witte veren voor de hogeren en zwarte
veren voor de lageren, een witte korte
broek met zijden kousen, een degen
met parelmoeren handvat en een bor
duursel van eiken- en oranjetakken. De
rangen waren te onderscheiden aan de
hoeveelheid borduursel op kraag, man
chetten en eventueel de kleppen van de
zakken en achter op de taille alsmede
aan de kleur ervan: gouverneurs en
residenten hadden goud borduursel en
vergulde knopen met een gekroode W,
de assistent residenten in zilver. De
lageren hadden zilveren of vergulde
knopen maar borduursel in zijde, de
secretarissen oranje, de controleurs
blauw en de cultures assistenten groen.
De surnumerairs hadden geen steek
maar een muts, van donkerblauw laken
van afgeknot schuine kegelvormige ge
daante, naar voren overhellende, hoog
10 Nederlandse duimen met los neder-
liggende bodem, zwartverlakt lederen
rondvormige enigzins naar beneden
staande klep.
In 1 829 volgden de leden van de rege
ring, de Raad van Indië. Zij kregen
fluwelen jassen, met witte zij gevoerd,
gouden borduursel van vijf Nederlandse
duimen breed op kraag en manchetten -
de ministers en de gouverneur generaal
hadden tien duimen - en verder op de
borst, zakkleppen, taille en langs de
panden. Hun steken hadden witte
veren, die der lageren zwarte veren. De
algemeen secretaris had een lakens pak
met hetzelfde bordursel maar in zilver,
de directeur generaal van financiën had
eiketakken van zilveren oranjetakken in
goud, de directeuren hadden wel goud
maar niet op de zakkleppen. Voor min
der plechtige gelegenheden en wellicht
ook voor het dagelijks werk kregen de
hoge heren een klein kostuum met
alleen kraag en mouwen versierd. Allen
droegen witte onderkleding dwz. vest,
korte broek en kousen.
De invoering van deze kostuums werd
in enige der besluiten gemotiveerd,
evenals dat eerder was geschied met
het pak voor de gouverneur generaal in
1 799. Voor de controleurs was in aan
merking genomen dat een kostuum
nodig was uit hoofde van de betrekking
waarin deze en de surnumeraire amb
tenaren voor de landelijke inkomsten
zich tot de inlanders bevonden. Voor
gouverneurs en residenten gold de
overweging dat het doelmatig was, dat
gemelde ambtenaren in de uitoefening
van hun functie zich door enig uiterlijk
teken zouden onderscheiden. Bijna een
halve eeuw lang zijn deze pakken in
derdaad dagelijks gedragen. Dit was
ook te zien in de film Max Havelaar.
De inheemse functionarissen.
De aan de Indische zijde van de samen
leving bestaande hiërarchie in protocol
en kleding ontwikkelde zich in die tijd
niet geheel los van die der kolonisa
toren. Het eerste mij bekende besluit
van de centrale regering is van 1 828;
hierin werd kleding voorgeschreven,
nog niet voor de regenten maar voor 's
lands bedienden. Vooreerst werden alle
bestaande - niet nader genoemde -
bepalingen nopens kleding en onder
scheiding van betrokkenen ingetrok
ken. Kleding en onderscheidings
tekenen werden vastgesteld voor de
bedienden van justitie, de politiewach-
ters en de tolbedienden. Hun pakken
deden erg Europees aan namelijk een
donkerblauw lakens buis met panden
en en dito lange broek. De kostuums
waren voorzien van een gekleurde
kraag, manchetten en biezen respectie
velijk in de kleuren rood, geel en licht
blauw. Zij kregen een sabel met op de
draagriem een koperen plaat, waarop
de functie was vermeld, een lange witte
broek en dito borstrok. De tekst zwijgt
over de hoofdbedekking maar dat zal
wel een inheemse hoofddoek zijn ge
weest.
De inheemse regenten en anderen, die
op lokaal niveau het gezag uitoefenden,
moeten al wel iets van een ambts
kostuum gehad hebben. Uit 1828
dateert namelijk een besluit dat secre
tarissen voor inlandse zaken, van gezag-
(lees verder volgende pagina)
7