Oom Chris was nog niet geboren toen deze foto van zijn grootouders, ouders,
broers en zusters in ongeveer 1900 werd genomen te Jogja.
Staande van links naar rechts: Johan, kindermeisje, Albert, Hr. E. Doppert, Netty,
Adolf.
Zittend van links naar rechts: Mevrouw Meijer in kain met parang roesak motief,
Hr. Meijer, Mevr. L. Doppert-Meijer. Kind op voorgrond: Fien.
De heer Meijer had de vertrouwensfunctie van wedono rodenas (hoofd ordonnans)
aan het hof van Sultan Hamengkoe Boewono VII. Hij werd hier in opgevolgd door
de heer K. Cephas, de bekende hoffotograaf. Het is daarom niet verwonderlijk dat
de foto door deze laatste gemaakt is.
trouwde familie hebben met jullie achter
naam?", vertelde Emmy. "We noemen
hem Oom Chris. Hij is een man van een
jaar of tachtig met drie zonen en een
dochter. Is dat soms familie van jullie?"
"Ja, ik geloof van wel", beaamde ik
onzeker, "ik ken hem niet, maar Chris
moet een veel jongere broer zijn van
Oom Dolf. Eigenlijk een neef van mij.
Oom Dolf is al zesennegentig en woont
in Den Bosch."
"Jullie kunnen Oom Chris binnenkort
ontmoeten. Hij komt met een paar van
zijn kinderen naar Holland om de tach
tigste verjaardag van zijn schoonzuster
te vieren. Zij is bovendien de schoon
moeder van mijn broer die in Californië
woont."
Men was zo sympathiek en gastvrij om
ons een uitnodiging te sturen. Vergezeld
van Richard en Emmy gingen we naar
het verjaarsfeest, dat plaats vond in een
grote toneelzaal.
Ondanks de menigte kostte het me
weinig moeite hem te herkennen. Klein
van stuk, tenger, taai, net als mijn vaders
jongste broer. "Wat lijk je sprekend op
je vader," was het eerste dat Oom Chris
opmerkte. Ik had een foto van onze
gemeenschappelijke voorouders mee
gebracht. Aan de hand daarvan legde ik
mijn achterneven en -nichten uit. "Kijk,
jij bent een kleinkind van deze man, hij
is de halfbroer van mijn vader...."
Het eten erg lekker, muziek geweldig,
maar het allerbeste was onze acceptatie
door de jarige en haar gehele familie.
"Weet je dat ik vroeger bij je vader heb
gelogeerd?"
"Waar en wanneer dan Oom Chris?"
vroeg ik.
"Op de suikeronderneming Tjolomadoe
bij Solo. Je vader was toen nog niet
getrouwd. Dat moet dus geweest zijn
omstreeks 1 91 6".
Maar, maar dat, dat is bijna driekwart
eeuw geleden", stamelde ik na een
excercitie hoofdrekenen.
"Komen jullie dan nu bij mij logeren in
Azusa, L.A.? Ik heb een heel huis voor
mij alleen."
Enkele maanden later vlogen we naar
Californië. Voor het vertrek hadden we
het boek "Een ervaring rijker" gelezen.
Het klopt.
0 ja, we zitten op het terras, schemerig
verlicht door de lamp in de huiskamer.
We genieten van allerlei ongezonde
dingen, zoals meer dan één sigaretje en
menig drankje.
"Wanneer bent u met de kinderen naar
Californië gekomen Oom Chris?" vraag
ik.
"In 1 9 6 3, i k was toen nog vrij jong, nog
net geen zevenenvijftig. Het was als
Indo makkelijk hier een baan te krijgen
in decomputer-industrie, bij Burroughs
bijvoorbeeld. Wij stonden bekend als
nauwkeurige en toegewijde werkers.
Ach die Amerikanen, ze werken altijd zo
grof, met allesIk kreeg eens van een
Amerikaan een rabbit. Dat konijn zat vol
hagel, gewoon oneetbaar. Het beest
heeft helemaal geen kans gehad te
ontkomen. Dat is niet jagen dat is
moord."
"Hebt u vroeger veel gejaagd?" vraag ik.
"Na de oorlog in de buurt van Semarang.
Een officier die terug ging naar Holland
bood me een jungle-karabijn met pa
tronen aan voor tweehonderd gulden.
Een heel bedrag in die tijd. Toch heb ik
het van moeder de vrouw los gekregen."
"En toen?" meer hoef ik niet te zeggen.
Ik voel dat Oom Chris verhalen gaat
vertellen; dóngèng heet dat. Kris kras
door de tijd, springend van het ene
werelddeel naar het andere.
"Het vizier heb ik laten verzilveren,
zodat ik het zelfs kon zien bij het flauwe
schijnsel van de maan. Vlak na de oorlog
was er in sommige streken een echte
varkensplaag, want tijdens de bezetting
mocht er niet worden gejaagd. Ik heb er
heel veel geschoten. De buit verkocht ik
aan Chinezen en ik gaf ook stukken
tjèlèng (wild zwijn) aan vrienden en
buren. Weet je wat het lekkerst is voor
dèndèng tjèlèng? Het vlees van een
half-wild zwijn, een kruising tussen een
losgebroken tam varken en een tjèlèng.
Vlees-laagje spek-vlees-spek-vlees-
net als...., net als"Net als spekkoek",
vul ik in.
Onmiddellijk krijg ik een visioen: Bord
dampende witte rijst, schijfjes kom
kommer, sambel trassi en een stuk rode
dèndèng tjèlèng met een randje geel
spek. En dat alles met de hand eten. Bij
gebrek aan beter stop ik een handvol
pop-corn in de mond.
"Toen we naar Holland moesten heb ik
het geweer verkocht aan een Indone
sische commissaris van politie. Het was
zo een chaos na de souvereiniteits-
overdracht."
"Hebt u hier in Amerika nog veel ge
jaagd?"
"Nee, niet veel. Wel aan de kust op
tongkol gevist."
"Tongkol, wat is dat voor vis, tongkol?
Hoe noemen de Amerikanen die vis?"
"Bonitas noemen ze die vissen, bonitas.
Ze kwamen in grote scholen af op het
warme water dat door de industrie in
zee werd geloosd. Wij visten vanaf de
pier. Aan de hengel geen aas, maar een
stel haken die je door een school tongkols
trok. Jammer, door de watervervuiling
komen ze niet meer zo dicht bij de
kust."
"Had u in Holland een jachtvergunning?"
vraag ik.
"Nee, daar valt toch niet veel te jagen.
(lees verder volgende pagina)
1 1