BRIEVEN
OVER.
I.C.C.
Jongelui van de PA.M.S.
Het redactioneel commentaar op het
Indisch Cultureel Centrum (Moesson 1
april jl.) verwoordt precies de gedach
ten die leven binnen het Nederlandsch-
Indisch Genootschap.
In informele sfeer hebben wij al meer
dere malen vraagtekens geplaatst bij de
doelstelling van Nines ten aanzien van
haar cultureel centrum. En verbazing
wekkend is inderdaad, dat het Nines-
bestuur niet met andere organisaties
rond de tafel is gaan zitten om van
gedachten te wisselen over zulk een
centrum. Wellicht omdat Nines ver
onderstelt representatief te zijn voor de
gehele Indische gemeenschap in Neder
land.
Er zijn zo van die momenten waarop wij
ons afvragen of een ICC in deze vorm
eigenlijk wel zo noodzakelijk is. En in
nog meer weemoedige buien overheer
sen gedachten dat alles toch verganke
lijk is, ook de Indische cultuur zijn tijd
heeft en dat die tijd misschien wel haast
voorbij is. Met het gevolg dat dit cultu
reel centrum - buiten de toch al beden
kelijke zakelijke en commerciële activi
teiten, die niets van doen hebben met
de oorspronkelijke Indische cultuur
- een soort theater wordt. Er kan dan,
tegen een vergoeding ter dekking van
de exploitatiekosten, 'Indootje' gespeeld
worden in een representatieve, in In
disch/Indonesische stijl ingerichte
sociëteit met horecavoorziening.
De Indische cultuur zal verdwijnen -
helaas. Maar om haar op een kunst
matige manier in leven trachten te hou
den is veel triester.
Helemaal bedroefd werden wij op een
onlangs bezocht Nines-avondje (eerst
kijken, dan oordelen!), toen wij een
poster ontwaarden met de tekst: 'Indisch
zijn staat je goed'.
Wat is hier toch aan de hand? Kan
iedereen bij Nines 'Indo' worden mits
hij of zij het contributiegeld maar betaalt?
Of wordt er getracht een soort Veronica-
gevoel' te kweken? Het wordt hoog tijd
dat Nines zich eens afvraagt waar ze nu
eigenlijk mee bezig is.
Ondanks de negatieve toonzetting van
dit schrijven is het niet onze bedoeling
Nines als vereniging aan te vallen. In de
afgelopen jaren is er, zeker gezien het
aantal leden, een vereniging opgebouwd
Naar aanleiding van het artikel "Gedachten bij een koninklijke verjaardag"
(Moesson 15 jan. 1991, pag. 8-9) ontvingen wij de volgende reactie van de
heer K. S. Depari uit Pematang Siantar: "Bijgaande foto werd genomen tijdens
het bezoek van het Nederlands Prinselijk Paar aan Indonesië in 1982. Prinses
Juliana en gezelschap, op weg van Parapat naar Berastagi op de Karo-
hoogvlakte pauzeerden op 9 juni 1982 een half uurtje aan de voet van de berg
Simajarunjung (1650 m.b.z.) ten noorden van het Toba-meer. Op de achter
grond het meer met het eiland Samosir. V.l.n.r. Prinses Juliana in gesprek met
inzender, die toen WWF Management Adviser for Gunung Leuser National
Park was, en de echtgenote van de Nederlandse Ambassadeur in Jakarta."
K. S. DEPARI
4
die in een behoefte voorziet. Bovendien,
Nines'inzetten gunste van hetCultureel
Centrum is natuurlijk prijzenswaardig.
Wij geloven echter niet dat dit ICC een
bijdrage zal leveren aan het voortbestaan
van de Indische cultuur. Een centrum,
dat als blijvende herinnering aan deze
cultuur zou kunnen dienen, is daarom
meer toe te juichen. Een opzet gelijk het
Molukse Historisch Museum zou dan
verstandig zijn. Zeker uit oogpunt van
respect ten opzichte van de Indische
cultuur. Zonder er - zoals nu gebeurt -
een inhoudsloze verpakking van te
maken.
Y. SUMARSONO
Vice-voorzitter
Nederlands-Indisch Genootschap
(i)
Het heeft een paar Moesons en
enkele reacties geduurd voor we wat
meer weten over de foto op pag.9 van
Moesson van 15 maart jl.
In uw tijdschrift trof mijn zusje de foto
aan die ook in ons bezit is. De eerste
man in het midden, staande, is mijn
vader Roelof Cornells de Bruijn, roep
naam Roel. Volgens een inmiddels over
leden zusje van mijn vader is de foto
genomen bij de Pedagogische Alge
mene Middelbare School (PAMS) te
Batavia.
Mijn vader heeft met zijn broers en
zusjes in Meester Cornelis gewoond,
waar Jan Boon tot hun vriendenkring
behoorde. In naar ik meen "Piekerans
van een straatlijper" heeft hij Kakeh De
Bruijn beschreven die op 1 6-jarige leef
tijd de wielerwedstrijd Batavia-Buiten-
zorg won. Mijn vader had in die tijd de
bijnaam kakeh, omdat hij als kind hoog
blond was.
Na de PAMS is hij omstreeks 1 931 met
Willy Hooghwinkel naar Holland gereisd
om samen met hem in Haarlem zijn
Nederlandse onderwijzers-akte te halen.
In 1 942 is mijn vader tijdens de inval
van de Japanners in Palembang als
hulp-ziekendrager bij de Militair Ge
neeskundige Dienst geïnterneerd. In
1 943 is hij in Maoemere overleden.
Ik weet uit overlevering dat de op
groeiende jongelui in "Meester" een
hechte kongsi hebben gevormd en soms
kom ik nog mensen tegen (hoewel er
steeds minder zijn) die mijn vader heb
ben gekend.
Gaarne verneem ik van u hoe de be
wuste foto in uw bezit is gekomen.
Wellicht dat er nieuwe sporen kunnen
leiden naar het verleden, naar de vader
en grootvader genoemde zoon.
ROELOF CORNELIS DE BRUIJN
(N)
Guus Mager, Cordesius, de Bruijn
zijn namen die ik mij herinner van mijn