neemt. Na enige maanden is van zo'n doorbraak niets meer te zien en de afgeknepen bocht vult zich snel weer op. Eindelijk komt dan na 214 dag varen op de SB oever Tanah Merah in zicht. Deze nederzetting, hoofdplaats van de Onder afdeling Boven Digoel, gelegen op 248 zeemijl van de monding werd gesticht in 1 926 door de Nederlands Indische Regering als strafkolonie. Dit gebied was al in 1 905 ontdekt als heuvelterrein en omdat het slechts van geringe omvang was en grote moeilijkheden zou opleveren bij het ontvluchten werd het door de regering als ballingsoord uitgekozen. Toen ikeropvoerhadTanah Merah een bevolking van 45 Europeanen en ongeveer 500 Papoea's en Indonesiërs. Er staat een gevangenis met 60 gevangenen (merendeels koppensnel lers) en een politiemacht van 1 6 man. Een Chinese toko, een airstrip en een pasanggrahan voltooien het geheel. Van 1 800 tot 2300 uur wordt electrici- teit geleverd door een klein aggregaat. Tijdens de oorlog is de Zuidkust nooit door de Jappen veroverd en ook Merau- ke en Tanah Merah zijn dus nooit bezet geweest. Daardoor zijn alle archieven van het verbanningsoord 'Boven Digoel" bewaard gebleven. Na het afmeren komen de HPB en DTC 6) aan boord om de post in ontvangst te nemen en wordt besproken hoeveel mensen we nodig hebben om de lading te lossen. Er zijn geen koelies en de lading wordt behandeld door de stra- pans (gevangenen). Dit gebeurt alle maal heel legaal en de strapans worden betaald volgens een tarief vastgesteld door Gouvernement en KPM. Toezicht gebeurt door politie en scheepsvolk. De mandoer van de gang strapans is zelf ook een gevangene met de hoogste prioriteit (dwz de langste gevangenis straf), een driedubbele moordenaar die 15 jaar had gekregen! De Europese bevolking wachtte evenwel met smart op zijn vrijlating. Hij was in de "boei" omgeschoold tot een degelijk mens en een puike huisjongen! En er waren meer van dergelijke gevallen. De te lossen lading bestaat hoofdzakelijk uit bouwmaterialen, voedsel in blik, rijst, suiker, zout, tabak en petroleum. De houten steiger is 1 2 meter lang maar de grootste moeilijkheid is het verval! Normaal 4 a 5 meter kan dat in de regentijd 9 tot 12 meter bedragen! Persoonlijk heb ik de "Cycloop" boven op de steiger afgemeerd die toen on geveer 4 meter onder water stond. En in de droge tijd reikt de top van de laad boom zo hoog boven de steiger dat jeer net kunt werken. Soms staat de steiger helemaal droog! Hier blijven we gewoonlijk 2 nachten over. Bezoeken worden gebracht aan de HPB en DTC, persoonlijke vrienden van me. Des avonds zitten we als gewoonlijk bij de Detachementscom mandant thuis te borrelen en dan komen de meeste Europese ingezetenen er gezellig bij zitten. Mijn schoonzus in Hollandia had voor mij tijdens de Kerst dagen een spekkoek gebakken en die aan een Kroonduifpiloot meegegeven voor afgifte in Merauke. Daar geland kreeg hij van onze Agent te horen dat ik juist in Tanah Merah zat. Nou was het toevallig de dag dat de vlucht doorging naar Tanah Merah en nog diezelfde avond kon ik de spekkoek aansnijden dank zij de medewerking van de Kroon duifpiloot. Nog nooit had een spekkoek zo lekker gesmaakt! Vertrek Tanah Merah gebeurde altijd vroeg in de ochtend en trok nogal bekijks ook al vanwege het maximum aantal dekpassagiers dat we altijd aan boord hadden. Aangezien het water hier altijd uitloopt, wordt heel simpel afgezwaaid op het achterspring met inachtname van de grintbank aan de overkant. En dan ging het in vliegende vaart stroom afwaarts richting Kepi. Daarvoor moes ten we 25 mijl voorbij Badé de Kawarga op, een zijtak van de Digoel. Hier doet zich de merkwaardigheid voor dat kort vóóren na volle en nieuwe maan tijdens hoogwater een vloedgolf voorkomt, in de lokale volksmond "Kepala Arus" geheten. Hij is niet zo hoog, 3 tot 5 meter en geen probleem voor de "Cy cloop". Echter de hoeveelheid modder, dode bomen en rotte vegetatie die dan meegevoerd wordt kan wel eens schade aan de romp veroorzaken. Persoonlijk heb ik deze "Kepala Arus" 3 keer mee gemaakt bij nacht en de aanblik van een watermuur die dan de rivier met veel geraas komt afzakken, een hoop rotzooi met zich meevoerend, maakt dat de Papoeacrew dan heel geagiteerd alle goden aanroept om hun tegen onheil te beschermen. Kleine vaartuigen moeten dan hun toe vlucht zoeken in een zijkreek om niet overspoeld te worden. Eén van de toernerende bestuursambte naren had verschillende keren al in zijn rapport geschreven dat de Kepala Arus weer moeilijkheden had veroorzaakt. Totdat in antwoord daarop een brief uit Hollandia kwam met het verzoek om eens eindelijk strenger en corrigerend op te treden tegen deze man. Men dacht in Hollandia met een recalcitrant kamponghoofd te maken te hebben! Enfin, ben je eenmaal door de Kawarga dan kom je in de Mappi. Van hieraf hadden we geen zeekaarten en moesten op landkaarten varen, uitgegeven door het kadaster, aangevuld met persoon lijke ervaringen, aantekeningen en noti ties van vroegere waarnemingen. Een vreemde gewaarwording als je moet navigeren op een landkaart en bent "groot gebracht" met zeekaarten. Gelukkig zijn de rivieren in dit gebied diep en "schoon". Varend op de Mappi moet je de BB oever goed in de gaten houden, anders mis je de monding van de Obaa, die door de dichte begroeiing haast niet te zien is. Weliswaar staat er een kenbare boom waarvan de schors is weggekapt en de stam wit geschilderd, toch is hij moeilijk te vinden door de dichte jungle. Om de Obaa op te varen moet je de monding heel langzaam naderen, de neus van de boot erin duwen en vol vooruit geven. Eenmaal erin weer heel langzaam varen. Deze rivier is namelijk iets breder dan één scheepslengte en bij volle kracht loop je direct uit het roer. Ik had op een keer onze Agent aan boord op dienstreis toen ik uit het roer liep en aan de overkant met de neus van het schip in de oever schoot en daarbij een klapperboom ramde. De klappers die toen op de bak ploften waren een wel kome afwisseling van ons dagelijks menu maar het geheel ging gepaard met rode mierennesten die de Papoea crew vloekend en tierend naar alle kanten deed wegstuiven. Nevermind. Een voortros wordtnaarde tegenovergestelde oever uitgebracht en op het spil wordt de boeg dan vrij gehieuwd. Peuleschilletje. Even verder op moet je door een nauwe haarspeld bocht. Het verhaal gaat dat op één van haar vorige reizen de "Cycloop" hier uit het roer liep en de oever invloog. De roerganger op dat moment was een Papoea die naar de naam Matheus luis terde. Sindsdien heet die bocht de Matheus Bocht of ook wel de Matheus Passion. Als je dan die bocht naderde gingen alle dekpassagiers vol verwach ting overeind staan en stijgt er een zacht gemompel op, zoiets van Matheus!Matheus! Het 34 mijl lange traject van de monding tot Kepi neemt ongeveer 3 tot 314 uur in beslag, dus zorgen dat je uiterlijk om 3 uur 's middags de Obaa binnen vaart. Het is te smal om te ankeren en de vaart bij nacht is af te raden. Ik heb één keer de Obaa bij avond bevaren toen we er om 5 uur binnenvoeren. Met donker een matroos op de bak met een Aldis- lamp maar desondanks nog een toer. Door de reflectie van de begroeiing in het water krijg je een heel verkeerde indruk van afstanden en ik heb het daarna ook nooit meer gedaan. Eindelijk komt dan Kepi in zicht, hoofd plaats van de Onderafdeling Mappi, met en bevolking van 35 Europeanen en ongeveer 600 Papoea's. Hier ben je in het heuvelgebied waar de vele rivieren brede dalen hebben uitgeslepen. Die staan in de regentijd dan ook onder water maar de woningen zijn op de heuvels gebouwd. Deze huizen zijn in "landelijke" stijl opgetrokken: hout, gaba gaba bewanding, zinken dak en planken of cementen vloer. Er was toen (1961/62) nog geen electriciteit al hoewel de Missie een aggregaat had. 16

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1991 | | pagina 16