'De Godfather' Op oudejaarsdag werden niet alleen karrevrachten vuurwerk, maar ook kisten champagne, whiskey, jenever, vijf ponds blikken roomboter, hammen en wat al niet meer naar de schoutswoning ver voerd. "Geschenken van Chinezen aan de God- father", volgens mijn vader. Mijn vader was ongetwijfeld aan 'Godfather' ge komen, omdat mijn grootvader een Ita liaanse moeder had, ene Bianca Belloni. Door zijn Italiaans bloed had opa Cress een zwak voor opera's en vooral voor prima donna's van Italiaanse opera gezelschappen, die in de schouwburg optraden. In het bijzonder voor La Pa loma, de Duif, een liefhebster van pisang. Op een keer had opa Cress in de pauze van 'Carmen' een hele pisangboom met tanduks goudgele bananen door politie agenten op het toneel laten neerzetten, als blijk van hulde aan haar 'kunst'. Mijn vader, die redacteur van het Bataviaasch Handelsblad' was, schreef in zijn recensie spottend van 'kunstjes'. Dit incident verhevigde de bestaande ven detta tussen grootvader en vader. De diepere oorzaak was de 'redding' van mijn moeder, Wilhelmina Cress, de oudste dochter van opa Cress. Een kleine twee jaar terug reed ze als meisje van 1 8 in haar buggy getrokken door een kittige sandelwood, over de School- weg. Een katjong bracht het paard met een voetzoeker aan het schrikken. Het beest sloeg op hol! Mijn vader, die 'toevallig' te paard in de buurt was, ging er achter aan en wist de sandelwood tot staan te brengen. Een romantische redding! Wilhelmina was onder de indruk. De Godfather was achterdochtig. Verhoor' van de katjong bracht aan het licht, dat een toean hem een gobang had gegeven en een tikoesan (voetzoeker), waarmee hij het paard van de buggy moest laten schrikken. Als schout wist de Godfather uit te zoeken, dat de 'redder' van zijn dochter Victor Brunsveld heette, zoon van de weduwe van een postambtenaar Piet Brunsveld. Meisjesnaam Martha Dersjeant. Verder kwam hij te weten, dat Victor Brunsveld een bescheiden baantje had bij het warenhuis 'Eigen Hulp'. (Hoe toepasselijk!) Zijn moeder, de weduwe Martha Bruns veld, moest met het bescheiden pen sioen van postchef drie dochters en drie zoons grootbrengen. Victor was het jongste kind. Het weduwen pensioen was klein en er was al zoveel uitgegeven aan de studie van de oudere broers en kleding voor de meisjes. Een gefrustreerde Victor dacht, dat een huwelijk met de schoutsdochter zijn redding zou zijn. Hij had niet op de Godfather gerekend. De Godfather niet op Wilhelmina! De verwende schoutsdochter zette haar wil door en anderhalfjaar na het huwelijk werd ik op 26 juni 1 905 in de schouts woning geboren. Met gevoel voor dramatiek kuste mijn vader de aarde en noemde mij Eduard, naar Eduard Douwes Dekker (Multatuli), voor wie hij een grote bewondering had. Geheel afwijkend van het oordeel van opa Cress, die sprak van "een dobbelaar, een nietsnut, die inlanders op verkeerde ideeën bracht". Schoonvader en schoonzoon deden niet de minste poging hun wederzijdse haat te verbergen. Mijn vader kreeg een andere baan. Hij werd redacteur van het 'Bataviaasch Handelsblad' met Johan Fabricius als hoofdredacteur. Het is niet onmogelijk, dat mijn vader die betrek king te danken had aan mijn grootvader, de schout. Ik groeide op in de schoutswoning. Een enkele maal ontmoette ik Fabricius junior, die enkele jaren ouder was dan ik. De strijdbijl tussen mijn grootvader en vader werd niet begraven. Wel gesle pen. Met als gevolg afschuwelijke scene's tussen periodes van gewapen de vrede. Alleen het optreden van mijn grootmoeder, voor wie mijn vader grote genegenheid had, kon een handgemeen voorkomen. Het opgroeien in zo'n om geving zou niet nalaten een stempel op mij te drukken. Een incident versterkte dit gevoel. Op een middag was ik in de tuin bezig met een gietertje plantjes te begieten. Mijn grootvader kwam voorbij, bleef even staan en beet me toe: "Jij, jij zult op groeien voor galg en rad!" Gelukkig kende ik die uitdrukking niet, maar de haat in die donkere ogen, maakte me duidelijk, dat het iets ergs was. Ik ver telde het aan mijn grootmoeder. Ze schrok en zei: "Dat moet je niet aan je vader en moeder vertellen." Natuurlijk waren er compensaties. Ik hield van vliegeren,ik was 'buaja lajangan'! Met vliegers hield je ge vechten, 'adu lajangan' en daar was glastouw voor nodig. Niemand maakte zo fantastisch glastouwals 'Njo' Strahlen- dorf, die op Sawah Besar in de kampong woonde. Papa Strahlendorf had als soldaat in Atjeh gediend. Zo'n kamponghuisje bestond uit een vertrek met wanden van gevlochten bamboe, een atap dak en een vloer van aangestampte aarde. In de regentijd gierden wind en regen door dak en wanden en maakte van de vloer een modderpoel. Het pensioen van een soldaat was de fooi van een vrek! Daardoor lag papa Strahlendorf enkel de eerste dagen van de maand stomdronken op de baleh baleh. Dan waren de centen op. Vaak terroriseerde hij de kampongbevolking. Het Atjeh syndroom! Njo's moeder was een inlandse vrouw op blote voeten. Haar zwarte haren waren in een slordige condé geknoopt en ze was gekleed in een versleten kain en een koetang, die altijd open stond. Alleen door zijn grijze ogen was Njo te onderscheiden van een katjong. Hij was niet het enige soldatenkind in de kampong. Ik vertelde mijn vader van mijn bezoek aan Njo. Hij ging met mij mee naar de kampong en bekeek papa Strahlendorf, die dronken op de baleh baleh lag, als begroeting boerde en verder zijn mond niet opendeed. Het resultaat van dit bezoek was een artikel met de titel: Vergeten verove raars'. "De miljoenen van het Cultuur stelsel moesten hier geïnvesteerd wor den. Daarom moest Nederlands-Indië 'gepacificeerd' worden. Voor mannen, die redenen hadden Euro pa te verlaten of gedreven werden door zucht naar avontuur, werd Harderwijk het riool van Europa. Nederlands-lndië beschikte over een Vreemdelingen Legioen' van zo'n 80.000 man. Duit sers, Fransen, Italianen, Polen en andere Europeanen. Na zijn diensttijd was Jan Soldaat, die, beneveld door drank, zijn bajonet diep in de lichamen van de bruine vijand had gestoken om met bloed koloniale geschiedenis te schrijven, niet meer geschikt voor onze samenleving. De kampong werd zijn 'ghetto'!" Het artikel werd niet gepubliceerd. Opmerking van mijn vader was: "De hoofdredacteur wil zijn abonnees niet verliezen!" Wel werd er een ander artikel gepublicerd: "Met zijn allen hebben vreemdelingen, w.o. artisten van Italiaanse en Franse operagezelschappen, die zijn achter gebleven, verder Hugenoten en andere personen, die redenen hadden hun verre vaderland te ontvluchten of vrij willig verlaten hebben, de registers van de burgerlijke stand verrijkt met namen als: Chevalier, Brunet de Rochebrune, Du mas, Ramboldo di Collalto, Mariano di Caluta, d'Ancona. Verder zijn er uit de tijd van het Engelse tussenbestuur van Sir Stamford Raffles (1811-1816) achterblijvers, o.a. Young, 0' Heme, en Mc. Gillavry." EDUARD BRUNSVELD 18

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1991 | | pagina 18