dat verhaal vertellen, 't Bleef een vreemde zaak. Ome Willem had er wel naar de familie in Holland over geschreven. Vele jaren later, na de grote oorlog, Café Old Dutch, Buitenhof, Den Haag. Voor de oorlog en ook wel wat jaren erna een trefpunt voor oud-l ndischgasten. Zo ook voor mijn oom Ton. Hij had erzijn eigen clubje. Er viel een naam. Oh ja, weet je nog wel van toen, die Ome Willem. Van het clubje daarnaast: Wie van jullie weten iets over die Opter? Oom Ton vroeg, wat wil je weten. Ken alleen van Opter over horen vertellen van een ser geant KNIL. Ja, dit is het nu precies wat wij niet weten. Daar was een schilderij. Dat zaakje is hier raar gegaan. Wij hebben erover gehoord. Bazen en an deren gevraagd, van alles geprobeerd om iets meer over die familie hier te weten te komen. Weet je wat, wij ver tellen wat wij hier weten en dan jullie met je deel uit Indië. Eerst pikten we even nog een borrel. Bitterballen erbij ober, flinke portie maar. Zeg stellen jullie je even voor. Ik ben.... enz. Hap, slok en nog een paar. Net in de soos vroeger lui. En toen kwam het verhaal. Opter had twee broers, één gehuwd. Uit dit huwelijk slechts één kind, een doch ter. Deze was ook gehuwd en had ook weer een dochter. Ma zat boven op de centen, dat wil zeggen eigenlijk Oma, maar haar dochter nog erger. De andere broer was ongehuwd. Hij was niet gezond, T.B.C., fluisterde men. Nooit vaste banen. Bij ziekte ontslag en na herstel moeilijk een baan te vinden. Na een kuur kwam je niet aan de slag. Had nog een vriendin. Zij kwam alleen als er wat geld was en vertrok dan weer. Hij was beschouwelijk. Kon urenlang bij een mooie boom zitten te genieten of zo maar alleen met een boterham ergens op een duintop zitten en nadenken over het leven en de natuur. Allemaal getob, zei men. Op een middag werd de nalatenschap van broerlief uit Indië bij eerstgenoemde broer bezorgd. Al direkt was er ruzie. Alleen wat vieze kleren, foto's. Foto's van zo n "blauwe" vrouw zoals ze het noemden, in een lijstje en dan een schilderij. Slecht ingepakt met wat rotte platen karton. Wonder boven wonder mankeerde het schilderij niets. Het ko per op de hoeken glom evenals de rare rode glazen bloemen. Gekke kleur rood. Een was er weg. Dat was alles. Alleen broerlief zei dat die visser op die brug zo'n bekende kop had. Hij had hem ergens gezien. Een goedkoop rommeltje. Wat zou het waard zijn, vroeg de Oma. Weet ik veel. Die bomen zijn uit stukjes echte bast gemaakt en geverfd, net als die stenen in de rivier. Die brug is ook uit opgeplakte rotzooi gemaakt. Verrek! hoe langer je kijkt, hoe echter het lijkt. Hang hem eens aan de muur. Ja, op die plaats. Haal dat plaatje er maar af. Toen het hing, leek het een grote troep. Dagen laterwas het alsof je dat smerige ding rook. Vochtig en een stank uit dat bos. En die visser leek wel naar je te zwaaien als je langs hem liep. Nare ellendige rommel. Kunnen we het niet verkopen. Je broer hoeft er toch niets van te weten. Maar als hij naar een notaris gaat of de politie. Laten we eerst eens vragen bij iemand die er verstand van heeft wat het waard is. Bij wie. Nu ja, wat maakt het uit. Geef maar hier, zei de Oma, ik doe net alsof ik er alles van weet. De Oma ermee op stap. Antwoord: van rommel tot een paar tientjes toe. Toen de broer. Die trof een echte antiquair. Wist meneer dat die versierselen van goud waren met echte stenen? Ja, dat wist meneer. Schilderij zelf geen interesse in. Luguber naar ding! Samen naar de juwelier voor taxa tie. Dat gebeurde en van het bod van de antiekhandelaar viel hij achterover. Moet het eerst met mijn vrouw bespre ken. U hoort nog wel. De antiekman vroeg ook het adres van de broer, 's Avonds de bel. De antiekman: Heb me vergist kan toch wel een duizend gulden bij. Alleruiterste! Nee verder geen inte resse. Een twee uur later juwelier: Meneer, schilderij al verkocht? Nee! Mooi zo, ik wil alleen de versierselen kopen en het schilderij mag u houden. Wat zegt u als ik drieduizend gulden meer bied als uiterste bod. Zo niet dan ga ik en veel plezier met mijn concurrent. Wat vloog de Oma op. Ja drieduizend meerdanop de keuring. Alleen versierselen. Is ver kocht en wanneer kan ik over het geld beschikken? Nu direkt, alleen geen woord hierover met de antiekhandelaar. Het schilderij blijft hier. Hangt u het maar op een donkere plaats. Weg man met het "koper en rode glas". Een uur later de antiekheer. Nee, verkopen niet, misschien mettertijd, goeienavond. An dere dag enorme ruzie tussen ma en dochter. Pa er bovenuit. Dochter met man die nakwam: Jullie kleindochter heeft ook rechten en de ruzie liep hoe langer hoe hoger op. De ziekelijke broer was ook gekomen en vroeg wat er aan de hand was. Over dat schilderij van zijn broer uit Indië. Is het dat daar. Ja, dat was het. Een vuil rot kreng en nu al ruzie erover. Jawel, hij had ook rechten. Hij kon het hele zwikkie meenemen. Niet meer terugkomen, oprotten! De ruzie liep alsmaar hoger op. Wie is die visser, vraagt de nieuwe eigenaar. Die man ken ik. Wegwezen hier en geen poot meer erin. Je mag alles hebben. Geschrokken ging broer met zijn aanwinst weg. Op straat keek hij nog vele keren naar het beeld. Ach, alsmaar mooier en wat een heerlijke geur. Wat een pracht en dat voor hem alleen. Onbegrijpelijk. Nu maar eerst naar huis en goed opletten. Zout manstraat was zo druk en dan lijn drie nog erdoor. Na een half uur eindelijk op zijn kamertje annex wc en keuken. Schil derij aan de muur en stoel eronder en dan genieten. Wat was dat nu. Er was toch maar één figuur op het doek. Nu zag hij opeens nog een figuur door dat huisje en ze had een kindje aan haar hand. Verward bleef hij kijken.Was hij nou zo ziek? Wat hij niet wist, was wat in het andere huis gebeurd was. De ruzie over het geld liep hoog op na verwijten over en weer; dat er afge sproken was met de juwelier en zwen del over achterhouden en zo ging het maar door. Stiekem gedrag en oplichterij van eigen kinderen. Woedend ging het jongere echtpaar met dochter de deur uit. Ma zou met Pa nog wel nader ervan horen. Ze hadden zelfs nog geen cent gehad van het vele geld dat daar op tafel lag. Jij met je rot familie, zei pa. Wat rot familie? Wie heeft er de centen hè? Jij niet, je mooie moeder. En daar begon een fors onweer zich tussen dit nieuwe front te ontwikkelen. Jullie kunnen vertrekken, schreeuwde Pa. Ik ga naar de kroeg. Centen opmaken, gilde Ma overstuur, pakte het kind bij de hand. Ze draaiden beiden om, keken Pa nog na en van de stoep afstappend zo onder een auto. Dochtertje direkt overleden, moeder een uur later. Opa die het alles zag gebeuren, kreeg een beroerte. Wegens gebrek aan geld zat de eige naarvan het schilderij wat oud brood te soppen in een bekerchocolademelk. Hij genoot van het geheel. Die lucht. Het water. De figuurtjes die tegen hem lachten. Wat een geuren, waterdamp. Ach zoiets moois, wie had dat gedacht dat hij dat ooit zou bezitten. Even met zijn handen aanraken. Dat kon toch wel. Zó, erg voorzichtig. Het leek wel of je op die voorgalerij stond en je links de brug zag. Wat waren die figuren toch eigenlijk groot. Veel groter dan hij gedacht had. Je kon er niet los van komen. Hè, daar ging die rot bel. Waarom spe ciaal nu. Hij was opeens in de wereld terug. Bode aan de deur: Of uwes direkt naar moeders kan komen. Ongeluk ge beurd. Nu dan maar direkt. Hollen en rennen, wat zou er zijn? Trap op. Moeder huilend. Dokter in de kamer. U weet het zeker al? Uw nichtje en haar dochtertje overleden, niet uitgekeken, zo maar onder een auto gelopen. Mijn neef, waar is die? Weten we niet. Haalt hij het? Uit de slaapkamer klonk roepen van Ma. Dokter, dokter!!! Die erheen. Onderzoek. Ja mevrouw uw man is er niet meer. Moeder werd over haartoeren heen weggebracht, almaar roepend dat het schilderij de schuldige was. De dokter trok zijn wenkbrauwen op. Over spannen door wat er gebeurd is. Krijgt een spuitje en dan slapen. Gaat uzelf ook maar naar huis. Broerlief weer naar het schilderij toe. Het gaf hem zo'n rust. Ach, wat kon je met zo iets moois toch gelukkig zijn. Maar wat was dat nou? Nu stonden er 28

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1991 | | pagina 32