BRIEVEN OVER. MAANDBLAD Tweedracht breekt kracht Dat ene zinnetje (i) Veel succes met Moesson-nieuwe stijl. Moedig vind ik het om verder te gaan. Ik blijf een trouw en betrokken lezer. R. PH. B (II) Naar aanleiding van "Bij de voorplaat" van 1 5 mei jl. zend ik u tegelijk met deze brief een bedrag van f 500,- voor de instandhouding van het Indisch Weten schappelijk Instituut en de Poekoel Teroes Pot. Hopelijk zullen 69.999 gevers volgen! Inderdaad zijn alle In dische Nederlanders mede-verantwoor delijk voor het behoud van onze Indische cultuur. M.L. N (III) Mijn ouders zijn geabonneerd op Moes son en ik lees het ook wel eens. Nu heb ik vernomen dat het met dit blad niet zo goed gaat en dat vind ik heel jammer! Ik hoop dat er mensen zijn die met ideeën komen om de dingen van vroeger niet verloren te laten gaan. Ik ben zelf 32 jaar en kan me niet voorstellen dat er van mijn generatie niemand meer is die belangstelling heeft voor zijn afkomst. Y. T.-S. (IV) Er ging een schok door mij heen. Er gens was het te verwachten dat er iets ondernomen moest worden. De tweede generatie, dat ben ik ook. En wat kan ik doen voor mijn/onze kind(eren)? Eén ding, denk ik, en dat is u mijn diensten aanbieden. I.D. Liever één Moesson per maand dan helemaal geen. G.A. (VI) Ineens realiseerde ik mij dat wij "mensen uit Indië" aan het uitsterven zijn. Ik zelf ben nu 63 jaar, zo'n "tussen wal en schip" figuur. In Indië geboren en getogen; op mijn 1 8e jaarvia Siam naar Holland gekomen, getrouwd met een Nederlander, twee zoons. Die twee zoons weten natuurlijk wel iets over "mijn land", maar de echte interesse is er niet. Mijn echtgenoot houdt van het land en van alle mensen in mijn onmiddellijke omgeving begrijpt hij mij in dat opzicht het best. Ik realiseer mij ineens, dat straks - als ik er niet meer ben - een stuk geschiede nis, hoe onbelangrijk ook in het geheel van de wereld, gaat wegvallen. Tot nog toe zorgt "Moesson" met zijn mede werkers ervoor dat dit stukje geschie denis niet helemaal wordt vergeten en vervaagt. Wat nu als "Moesson" er niet meer zal zijn? Ik besef heel goed dat deze ontboezeming nergens toe dient, althans niet om "Moesson" langer te doen leven. Maar, wie weet, doet het al die trouwe medewerkers goed dit te lezen.Zij deden en doen hun werk niet voor niets. Wat de heer Ralph Boekholt met zijn artikel heeft bereikt is, dat ik nu eindelijk ga uitvoeren hetgeen ik al lang van plan was en waarvoor ik mij een PC heb aangeschaft, ik ga bij stukjes en brokjes mijn herinneringen aan mijn jeugd in Indië op papier zetten. Voor mijn kinderen, zeg ik dan, maar óók voor mij. Het klinkt sentimenteel, het is het misschien ook. Geeft niet, ik doe het toch! U allen wens ik alle wijsheid, doorzet tingsvermogen en alle goeds toe in uw zo belangrijke werk. H.T.-v. R. In Moesson van 1 mei 1991 trof ik het artikel "ICC" aan, in de rubriek "Brieven over" van de hand van de vice-voorzitter van het Nederlands-Indisch Genoot schap, de heer Y. Sumarsono. De inhoud ervan heeft mij - en onge twijfeld velen met mij - verdrietig gestemd. Verdrietig, omdat weer eens is gebleken dat saamhorigheid, een dracht en samenwerking bij velen van onze Indisch-Nederlandse gemeen schap, ver te zoeken zijn. Ik vraag mij af waarom er toch altijd weer een soort van rivaliteit, weinig of geen begrip voor elkaar kunnen op brengen en meer van dat soort negatieve zaken, moeten zijn bij Indische Neder landers onderling. Jammer! Het realiseren van een Indisch Cultureel Centrum (I.C.C.) is een uitermate moei lijke zaak, waaraan het bestuur van de NINES vele besprekingen heeft gewijd en ook adviezen heeft ingewonnen van diverse personen en organisaties. Ik vraag mij af wat toch wel de zin is van het betreffende artikel van de vice- voorzitter van het Nederlands-Indisch Genootschap. De heer Y. Sumarsono stelt: "En verbazingwekkend is inder daad dat het NINES-bestuur niet met andere organisaties rond de tafel is gaan zitten om van gedachten te wis selen over zulk een centrum". Laten wij toch eindelijk eens ophouden met het leveren van m.i. weinig zinvolle kritiek en laten wij toch eindelijk eens een drachtig samenwerken als het gaat om aktiviteiten door en voor Indische Nederlanders. Er zijn overigens al jarenlang publicaties verschenen waaruit blijkt dat het NIN ES- bestuur aktief was en is m.b.t. de opzet van een Indisch Cultureel Centrum. Heel veel werk is verricht om de vele obstakels te overwinnen. Nu het dan eindelijk zover is dat het ICC volgend jaar haar poorten zal openen, heeft men het nodig gevonden om kritiek te spuien, zoals in het bewuste artikel. Alleen al omdat het Ned. Ind. Genoot schap er aan twijfelt of het ICC bijdraagt tot het voortbestaan van de Indische cultuur? Kom nou toch! Waar is men nou mee bezig! Als pleister op de wonde besluit de schrijver van het betreffende artikel dat de inzet van NINES ten gunste van het ICC prijzenswaardig is! Of deze "verpakking" inhoudloos is zal de toekomst leren. Hoe dan ook, zoals de stand van zaken nu is wordt het ICC gerealiseerd en zeer velen zijn er geluk kig mee! Hulde aan de initiatiefnemers en alle medewerkers/sters van het ICC i.o. HAN DE CEUNINCK VAN CAPELLE Wat 'n simpel zinnetje al niet teweeg kan brengen! Zoals b.v. in het artikel van A. Hagedoorn in Moesson van 1 april jl., waarin hij o.a. schrijft over Semarang. Ook wij woonden er destijds, en wel naast de H BS. Schrijver geeft in dat stuk 'n beschrijving van zijn huis dat het onze had kunnen zijn. Ook ik zat destijds op de lagere school op Bodjong. Als ik me goed herinner, zat ik daar in de klas van Juffr. De Roos, in mijn ogen een oude(re) dame, altijd gekleed in 'n def tige, zwarte japon. Dat alles is al zo'n 80 jaar geleden. Maar laat ik niet af dwalen. Het gaat namelijk omdat éne zinnetje: "Onze amenuensis (van de HBS) was een oud-militair van Duitse afkomst". Juist! De man heette namelijk Dornstedt. Hoe ik me dat nog zo goed herinner? Wel, zijn dochtertje Bertha zat bij mij in de klas (van de lagere school). Het gebeurde wel eens, dat ik verzuimd had het huiswerk voor de volgende dag te noteren, waarop mijn moeder mij dan onverbiddelijk naar deze Bertha stuurde om deze gegevens op te halen. Ik brul len! Voelde me natuurlijk zwaar ver nederd! Als 't nou nog 'n vriendje was geweest, maar 'n MEISJEGing dan met lood in de schoenen naar Bertha. Soms zag mijn 10 jaar oudere broer Tonnie (die op de HBS zat) mij bij het wisselen van klaslokalen luid wenend aankomen, en vroeg dan: "Wat is er, Wim?" En tussen veel snikken door vertelde ik hem wat de reden was van mijn droefenis. Zo zie je maar weer hoe zo'n paar woorden in 'n artikel veel herinneringen van "toen froeher" kunnen losmaken. W. OLTMANS 5

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1991 | | pagina 5