MEMOIRES
VAN EEN INDISCH
MEISJE
In 1973 was het zover dat ik mijn familie kon terugzien. Een heel
ontroerend weerzien. Mijn zuster, haar man en twee kinderen waren naar
Schiphol gekomen om mij af te halen. Bijna veertien jaar hadden wij
elkaar niet ontmoet. Er was natuurlijk een hoop te vertellen. Mijn zuster
had mijn reis bekostigd en een heel vakantieplan opgezet. Wij zouden naar
alle mooie plaatsen van Holland gaan. Zij wou mij Holland laten zien,
haar Holland, haar nieuwe vaderland. Want met Holland was zij en haar
gezin nu één geworden. Holland is een mooi land. Nu ja, zo heeft ieder
land zijn eigen charmes.
door ELAINE
Het was te begrijpen dat mijn zuster heel
gelukkig was mij weer terug te zien. Ze
deed daarom alle moeite om het mij naar
de zin te maken. Onder het vertellen nam
ik haar op. Zoals zij daar zat, sprak, haar
woorden met gebaren onderstreepte. Wat
karakter betreft was zij dezelfde gebleven.
Even aardig en lief, overgevoelig en attent.
Maar toch, zij was veranderd. Ik kon niet
precies uitleggen wat het was. Zij was niet
meer zoals ik haar had gekend in Indone
sië. Heel verschillend.
Dat bemerkte ik ook bij de andere fami
lieleden. Mijn zuster, mijn familie, allemaal
waren ze Indischen. Ik bedoel, Indische
Nederlanders/Hollanders. In Indonesië zegt
men: Indo. Dat is niet altijd een Indische
Nederlander wanneer je het over een
Indo had. Het kon ook een Amerikaanse
Indo wezen, b.v. de vader Amerikaan en de
moeder Indonesische. Of omgekeerd.
Mijn zuster en de familie hadden zich hier
in Holland moeten aanpassen en ik moest
hetzelfde doen in Indonesië. Zo hadden wij
elk onze eigen ervaringen opgedaan. Ja, ik
voelde het verschil tussen ons. Ik wist dat
wij nooit meer de oude konden zijn. Diep
in mijn hart voelde ik een stille pijn.
Ik ben geboren in Surabaya en bracht daar
het grootste gedeelte van mijn jeugd door.
Een zorgeloze en leuke schooltijd. In 1959
vertrokken mijn moeder en beide zusters
naar Holland om zich bij de andere familie
te voegen, die zich reeds eerder in Holland
had gevestigd.
Wegens familieproblemen bleef ik in In
donesië achter. Mijn moeder dacht dat ik
uiteindelijk zou besluiten naar Holland te
gaan. Maar tegen de draad in tekende ik
voor W.N.I. (Warga Negara Indonesia) en
ging dus helemaal niet naar Holland. Eén
voor één vertrokken mijn vrienden en
kennissen. Er volgde een vlotte briefwisse
ling. Dit hield op toen er geen diploma
tieke band meer was tussen beide landen.
Dus geen brieven meer of enig contact
vanuit Holland. Ik voelde mij erg eenzaam
en verlaten. Een gevoel dat ik moeilijk kan
beschrijven. Spijt? Ach, ik weet het niet.
Gedane zaken nemen geen keer.
Ik wilde geen herinneringen meer en wilde
niet aan het verleden denken, daarom
verhuisde ik naar een wat kleinere stad, n.l.
Modjokerto, nabij een suikerfabriek. Het
was daar rustiger. Het leven ging door met
om mij heen hoe langer hoe minder
Indischen, maar meer Indonesiërs. Ik voelde
mij gelijk een vreemde eend in de bijt. Of
was het, het lelijke jonge eendje? Hoe het
ook zij, ik kon niet blijven treuren of
heimwee hebben om hetgeen wat reeds
voorbij was. Het beste leek mij om mij aan
te passen aan mijn omgeving. Ik had het
W.N.I. geaccepteerd, dus moest ik mij
weten te gedragen als een W.N.I. Ik moest
met de mensen, de Indonesiërs, kunnen
omgaan, mij in hun kringen kunnen bege
ven. Daarom begon ik allereerst hun ge
woonten te leren, de mentaliteit en na
tuurlijk de I ndonesische taal. T rouwens de
Nederlandse taal werd min of meer ver
meden. Het werd of Indonesisch of Engels.
Langzamerhand begon ik aan het "nieuwe"
leven te wennen. Ik leefde naar de
Indonesische maatstaven. Hiermee ver
anderde ook mijn hele persoonlijkheid,
het ging geleidelijk maar wel zeker.
Ik kreeg Indonesische vrienden en kennis
sen. Deze vriendschap kon ik waarderen.
Ik vond het zinvol om wat van het Islami
tisch geloof af te weten. Om mij heen zag
ik ook hoe langer hoe meer moskees.
Wanneer ik een huis binnenging, groette ik
met "Assalam alaikum" en zal zij mijn huis
binnengingen met die groet dan ant
woordde ik netjes: "Alai'kum Salam". Vaak
genoeg sprak ik met een "Insya Allah" (als
God het wil) wanneer iemand mij uitno
digde of vroeg iets voor hem te doen. Als
het gelukt was dan zei ik: "Alhamdu 'illah"
(God zij dank). Kreeg ik kennissen op
bezoek die graag wilden bidden, wel, dan
had ik voor hen een "sedjadah" (bidmatje).
Zodoende gingen ze ook mijn geloof res
pecteren.
In 1964 kreeg ik bericht dat mijn moeder
was overleden. Door de omstandigheden
kon ik niet meer naar Holland gaan. Het
heeft mij heel veel pijn gedaan. Zou het niet
beter zijn geweest indertijd wel naar
Holland mee te gaan? Ach, ik weet het niet.
Spijt? Misschien wel, misschien ook niet. In
Indonesië zegt men: "Nasi telah menjadi
bubur" (Gedane zaken nemen geen keer).
Het leven ging gewoon door, al met al. Ik
deed alle moeite mij zo goed mogelijk aan
te passen eer ik een permanente baan ging
zoeken. Dit om problemen te voorkomen,
b.v. door verschil van mening in de denk
wijze.
Maar voordat ik de gelegenheid kreeg een
baan te zoeken, brak de Coup tegen de
generaals van Soekarno uit. Angstige dagen
volgden. Je wist niet goed wat je aan
iemand had. Het was niet aan hen te zien
of hij/zij een aanhanger was van de coup.
Het werd een heel moeilijke tijd vol onze
kerheid. Desondanks besloot ik toch om
naar West-Java te gaan. Velen hadden het
mij afgeraden om die richting op te gaan. Je
ging naar het hol van de leeuw, was hun
mening. Dat zou mij een zorg wezen
Wanneer je geen familie om je heen had,
kon het je ook niets meer schelen wat er
zou gebeuren. Zo voelde ik het tenminste.
Na een tijdje in Bandung te hebben geze
ten bij kennissen zag ik in dat deze stad wat
werk betreft niets te bieden had. Dus dan
maar op goed geluk naar Jakarta.
In 1969 was ik in Jakarta. Van zo'n grote
stad moest je als nieuwkomer natuurlijk
niet veel verwachten. Eerst even de kat uit
de boom kijken. De mensen zeiden vaak
"Sekejam ibu tiri, lebih kejam ibu kota"
(een moederstad (hoofdstad) is nog wre
der dan een stiefmoeder). Dan maar het
risico nemen in die wrede harde stad.
Met enige moeite kon een kennis het geld
dat mijn moeder mij had nagelaten naar
Indonesië overmaken. Van dat geld huurde
ik een klein bilik huisje (een huisje van
gevlochten bamboe) meteen zandvloer. Ik
kon mij niets beters permitteren. Het
huisje bestond uit twee gedeelten. Het ene
gedeelte was mijn slaapkamer en het an
dere diende voor zit-eetkamer inclusief
keuken. Buiten was een gezamenlijke bad
kamer en WC. Het water moest je uit een
put halen. Ik had voor een paar maanden
etenswaren gehamsterd met het oog dat ik
nog niet werkte. Ik probeerde het huisje,
18