de van Martha door Lilian Ducelle Soerabaja 1944. Vonneke was het enige Chinese kind dat ik onder mijn lezen-schrijven-rekenen leer- lingetjes had. De anderen waren Indische, buiten het kamp gebleven kinderen en een roerige groep Indiase jongelui die ik in het Engels lesgaf. Vonneke was zes, jongste dochter van een rijke Chinese weduwe die een goed flo rerende koekjesbakkerij had en daarnaast ook "kwee basa" verkocht. Dat waren de koekjes die door de bibik tenong werden verkocht. De geur van serabi, apem, talam, mangkok, roti koekoes en al die andere heerlijkheden wees direct naar het grote huis op Plampitan met het enorme erf. Ik kreeg Vonneke erbij via een vriendin die zaken deed met mevrouw 0., want naast de koekjeshandel zat ze ook in de toen zo lucratieve cosmetica business. "Ze heeft nog een oudere dochter maar die zul je niet zien, want ze is heel ziek en komt nooit buiten", vertelde mijn vriendin. "Is het er veilig?" vroeg ik. "Safe absoluut, het personeel is al jaren in dienst en ze hebben al heel wat klandestiene dingen gezien". Ik moest het er maar op wagen, bovendien mijn gesjouw met z.g. handwerkspullen was al twee jaar goed- gegaan. Schoolboeken of schriften had ik nooit bij me, ik kwam altijd bij de kinderen thuis. We zaten op het terrasje achter het huis aan een grote ijzeren tuintafel, heerlijk koel onder de kree. Vonneke was een leerfanaat, leergierig, bloedserieus. Tweemaal per week had ze les, binnen een maand kende ze het hele alfabet, schreef met vaste hand volmaakte letters. Ik had een eigen methode van leren lezen en schrijven, liet woorden en namen op schrijven die ze kende, pas later het alfabet op een rijtje. "Hoe heet je zuster?" vroeg ik. Vonneke keek me nauwelijks aan, bleef doorschrijven. Ik herhaalde mijn vraag, Vonneke sprak amper Nederlands, mis schien had ze me niet verstaan. Ze veegde de pony uit haar ogen, keek me recht aan en zei: "Martha. Martha sakit". Toen boog ze zich weer over haar werk. "Sakit apa?" Ze deed of ze me niet verstaan had. Ik herhaalde de vraag. "Sakit keras". Erg ziek dus. Maar wat voor ziekte? TB? Werd ze daarom zo wegge houden, mocht ze daarom geen contact hebben met anderen? De Japanners waren als de dood voor TB, voor hen reden genoeg om een huis te mijden. Was het daarom zo veilig? Ik stond voor raadsels, maar durfde uit kiesheid mevrouw er niet naar te vragen. Trouwens, ik zag haar weinig. Wel overhandigde ze me per soonlijk het lesgeld en zorgde ze dat ik elke keer een pakje met koekjes meekreeg naar huis. Ze stond erop dat Vonneke goed Nederlands leerde spreken, zij sprak het slecht Ze was ervan overtuigd dat de Nederlanders weer terug zouden komen en alle scholen weer Nederlands zouden worden. Een deur van een slaapkamer kwam uit op het terrasje waar we zaten Die deur stond meestal half open. Door de opening had ik zicht op een glazen wandrek vol flessen parfum, potten creme, poeder en lipstick van de duurste merken, de handel van mevrouw. Soms zag ik haar naar het wandrek gaan, een paar flessen pakken, dan was ze weer verdwenen. Een schim in een witte kanten kabaja en kleurige sarong zoals Chinese dames dragen. Op die dag dat het gebeurde, was ik bezig Vonneke een verhaal voor te lezen, lang zaam en gearticuleerd. Soms liet ik haar een woord herhalen en opschrijven. Daar was weer de schim in de kamer, ik sloeg er geen acht op. Tot de deur ineens open zwaaide. Een gestalte vulde de deurope ning, een meisje, een vrouw, wat was het? Een recht-toe-recht-aan jurk, wijd uit staand, vormloos, lange blote benen, grote voeten, groot, plomp, een breed gezicht, half bedekt door voorovervallend haar. Met twee stappen was ze bij de tafel, de lege stoel naast me werd ruw weggetrok ken. Even leek het of ze wilde zitten, toen met een kreet rukte ze het boek uit mijn handen en graaide ze het schrift voor Vonneke weg. De stoel was te ver van de tafel af naar haar zin. Weer dat afschuwelijke geluid, het midden houdend tussen het steunen van een dier dat pijn heeft en de klanken van een doofstomme. Ik begreep dat het Martha was, Martha, geestelijk gehandicapt. Een ziek kind in de enige omgeving die zij kende, maar die haar tegelijk vreemd was. Nu zat ze aan tafel, met mijn boek en Vonneke's schrift voor zich. Haar kleine toegeknepen ogen spiedden rond naar iets anders, wat wist ze niet. Er was ook niets meer op tafel want Vonneke had blik semsnel haar potlood verstopt, ze zat er misschien op. Heel kort was de confrontatie met Martha, haar moeder en een oude baboe kwamen haar halen. Even spartelde ze tegen, ze beloofden haar iets, wat kon ik niet ver staan, maar ze liet zich wegvoeren. Ze was meer dan een hoofd groter dan de beide vrouwen. Ze borgen haar op, ergens in een kamer, achter in het huis. Voor ik die dag naar huis ging, vertelde mevrouw me over Martha. Twaalf jaar was ze. Zo geboren? Ja, eerst leek het niet zo erg, ze dachten dat ze alleen achterlijk was. Maar ja, zulke kinderen zijn er immers altijd, daar praatte je toch niet over? Je verzorgde ze, als het niet te erg was, liepen ze mee in het gezin, was het wel erg dan hield je ze zoveel mogelijk in een gedeelte van het huis. Ze wenden aan een verzorgster, een oude nenek meestal. Een plant, een dier, noem het zoals je wilt, maar het is toch je kind nietwaar? Martha wou het liefst bij haar vader zijn, hij hield erg van dit kind. Toen hij overleden was, werd Martha erger, ze werd baldadig, ze werd krankzinnig. Ze kreeg eens een heel erge aanval, scheurde haar kleren, het beddegoed aan stukken, sloeg de verzorgster en iedereen die haar wilde aanpakken tegen de grond. "Waarom niet naar het krankzinnigengesticht in Porong gebracht?", vroeg ik. O neen, dat zou vreselijk zijn toch, tussen al die anderen die ook zo waren. Maar ik begreep het. Maloe, verlegen, deze welgestelde Chinese fami lie en een gehandicapt kind wegsturen, dat kon toch niet? Het klinkt onwaarschijnlijk, maar zo ge beurde het toch. Martha kwam terug. De tweede keer was ik erop voorbereid, ik schrok niet, ik trok de stoel voor haar achteruit en ze ging naast me zitten. Ik gaf 16

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1991 | | pagina 16