Daendels op nieuwe leest geschoeid en
uitgebreid waardoor deze meer bij de
behoeften van de inheemse bevolking aan
sloot. Voor de Europese rechtspraak kwa
men er op Java twee Landraden (in
Semarang en Soerabaia) en daarnaast de
reeds in Compagniestijd bestaande
Schepenbank en de Hoge Raad van Justitie
voor hoger beroep en bijzondere gevallen
in Batavia.
Daarnaast kregen de regentschappen
Vredegerichten (geheel uit inheemsen
bestaande), met daarboven in de
landdrostambten Landgerichten, waarvan
slechts de voorzitter (de landdrost) en de
secretaris Europeanen waren. Een nega
tieve kant van zijn bemoeiingen met de
hervorming van het rechtswezen was, dat
Daendels meerdere malen persoonlijk in
greep in de rechtsgang.
Bij al zijn hervormingen, legde
hij een tomeloze energie aan
de dag, maar ging ook weinig
tactvol en bruusk te werk. Hij
spaarde bij zijn veelomvattend
hervormingswerk geen hei
lige huisjes en het was onver
mijdelijk, dat hij daardoor bij
de Oudgasten, geboren en
getogen in de oude stijl, veel
vijanden maakte. Een van hen
was Nicolaas Engelhardt,
de laatste gouverneur van het
belangrijke gouvernement
Java's Noord- en Oostkust.
Om de krijgsmacht, die in een
slechte staat verkeerde, te
versterken werden op grote
schaal inheemse troepen aan
geworven. Zodoende werd
het leger van 4.000 tot 18.000
man uitgebreid, waarvan
slechts 7% Europeanen wa
ren. Er werden nieuwe mili
taire hospitalen en kazernes
gebouwd, een
contructiewinkel in Soerabaia,
een geschutgieterij in
Semarang en een
cadettenschool in Batavia ge
vestigd.
De ongezonde benedenstad van Batavia,
met de oude stadswallen en grachten,
werd grotendeels afgebroken, evenals
Coen's kasteel. Het militair en bestuurlijk
centrum werd verlegd naar de omgeving
van het landgoed Weltevreden, naar welke
buitenplaats deze wijk werd vernoemd.
Aan het latere Waterlooplein kwamen
een groot militair kampement (het 10e
bataljon) en het "Kantor Palès", het latere
departement van financiën, dat Daendels
had bestemd als ambtswoning voor de
Landvoogd. In het hoger gelegen Welte
vreden verrezen nieuwe woonwijken.
De Grote Postweg, die Java over de gehele
lengte van west (Anjer) tot oost (Panaroe-
kan) verbond, is het werk waardoor
Daendels de meeste bekendheid kreeg.
Deze weg, die tijdens één droge moesson
werd aangelegd (1808), diende oorspron
kelijk een militair doel, namelijk om een
snelle verplaatsing van troepen en berich
ten mogelijk te maken. De weg werd
aangelegd in zware herendiensten van de
bevolking van de nabijgelegen desa's. De
schaduwzijde was, dat hierbij, vooral in de
moerassige gebieden aan de kust en de
steile hellingen van de Poentjak velen aan
de zware arbeid ten offer vielen. Later
heeft de Postweg zijn nut bewezen voor
het verkeer op Java.
Kenmerkend voor Daendels' manier van
optreden was een voorval tijdens een
inspectietocht van de landvoogd bij de
aanleg van de Postweg. Een Europese op
zichter, die hem om zijn ijver was opgeval-
De Postweg op Java, detail van Raden Saleh's portret van Daendels.
len, kreeg van de G.G. de opdracht zich te
bukken met de woorden: "Leen mij uw rug
tot schrijftafel". Op een stuk papier schreef
hij een paar woorden en gaf het aan de
opzichter. Het bleek een bevordering tot
hoofdopzichter te zijn!
Er was bijna geen terrein van overheids
zorg, dat aan de aandacht van de land
voogd ontsnapte: het kerkelijke leven
(waarbij de Gereformeerde Kerk haar
bevoorrechte positie verloor, die zij tij
dens de Compagnie had ingenomen en
voor het eerst de Katholieke eredienst
werd toegelaten), het onderwijs en het
sterk verwaarloosde boswezen werden
hervormd.
Ook riep hij de "Bataviasche Koloniale
Courant" in het leven, een wekelijks ver
schijnend officieel mededelingenblad van
de regering. Voor de financiering van de
talrijke hervormingen was veel geld nodig.
Daar door de Engelse blokkade de handel
naar Europa vrijwel stil lag, en dus geen
inkomsten opleverde, greep Daendels naar
een ander middel. Hij verkocht stukken
grond met de daarbij behorende heerlijke
rechten, (dat zijn overheidsrechten, zoals
politiebevoegdheid, benoeming van in
heemse hoofden, herendiensten en het
heffen van sommige belastingen). Zo
doende beschikten particulieren dus over
bevoegdheden, die normaal gesproken
door de overheid werden uitgeoefend,
hetgeen niet altijd ten goede kwam aan de
opgezetenen. Reeds in de 17e eeuw was
een dergelijke verkoop van landerijen
voorgekomen, en ook
Raffles zou er later toe
overgaan. De zogenaamde
"particuliere landerijen"
lagen vooral in de Bataviase
Ommelanden. Wegens
ongewenste toestanden,
die eruit voortvloeiden,
kocht hetgouvernement in
later tijd een groot deel van
de particuliere landerijen
terug.
Omdat de koopsom van de
landerijen niet ineens vol
daan kon worden, ge
schiedde betaling in termij
nen. Daar Daendels echter
direct geld nodig had, werd
er papiergeld uitgegeven,
met de opbrengst van de
landerijen als onderpand.
Dit papiergeld
("Probolinggo"-papier ge
naamd, naar het land
Probolinggo, dat aan een
Chinees was verkocht)
daalde spoedig tot 40% in
waarde. Deze verkopingen
brachten drieënhalf miljoen
rijksdaalders op.
Bovendien bediende
Daendels zich van andere, bedenkelijker
middelen om aan geld te komen, bijvoor
beeld "geforceerde leningen" van welge
stelde ambtenaren en particulieren, beslag
op tegoeden bij banken van lening,
vendukantoren en weeskamers.
Ook wist Daendels zichzelf te verrijken,
doordat hij het landgoed Buitenzorg, dat
tot die tijd door elke aftredende G.G. aan
zijn opvolger werd verkocht, tegen de
gebruikelijke prijs kocht als ambtswoning,
om vervolgens het omliggende land aan
particulieren en het Paleis met naaste om
geving als ambtswoning aan het gouverne
(lees verder pagina 42)
21