goge- of sjoeldiensten op de "Jom Touwiem" (of Joodse feestdagen gehou den De Encyclopedie nog even volgend, bleek men al vroeger zo ongeveer rond de eeuwwisseling pogingen in het werk te stellen, "ter verbetering van het gemeen schapsleven der Israëlieten in Indië". Doch er werd bij vermeld, dat deze pogingen eveneens schipbreuk leden. Wanneer ik nude sprong maak naar de jaren dertig van deze eeuw, dan valt het mij op dat ik las dat "pas de laatste jaren pogingen tot het wekken van het saamhorigheidsgevoel onder de Joden in Indië met meer succes werden bekroond Het aantal Joden in Indië was intussen ook sterk toegenomen. Aangezien er echter geen officiële gege vens hieromtrent bestaan, moet men afgaan op particuliere mededelingen. Volgens schattingen van twee bekende voorman nen onder de Joodse Nederlanders in Indië, Mr. I. Hen en S. I. van Creveld, die beiden veel voor het contact tussen Joden onderling gedaan hebben, bedroeg het aantal Joden in Nederlands-lndië-gegevens van het jaar 1932 - ongeveer tweeduizend; van hen woonden vijftienhonderd op Java. De grootste Joodse bevolking had de stad Soerabaja. Van de ongeveer 600 Joden die daar gevestigd waren was een groot deel afkomstig uit het toenmalige Brits-lndië uit de eerdergenoemde kust en uit de daar liggende haven Cochin). Maar er waren er ook uit Irak; hun moedertaal was het Arabisch. De steden Batavia, Semarang en Bandoeng telden toen meer dan honderd Joodse zielen. En nu ik toch bezig ben om getallen te noemen wil ik dit maar even afmaken en U op de hoogte stellen van de huidige gang van zaken, dus van die van het jaar 1984. De gegevens ontleende ik aan bronnen van een paar jaren eerder. Ook haalde ik gegevens uit het boek The Jewish Communities of the World. Volgens deze opgave is de totale Joodse bevolking in Indonesië te stellen op slechts 74 zielen Begin 1958 woonden er nog ongeveer 400 Nederlandse, inclusief een aantal staatloze Joden, tegen ongeveer 2000 in 1939, en 1500 in 1951Het voornaamste Joodse Centrum is thans in Surabaya, waar onge veer 60 Joden wonen, meest van Irakese oorsprong. In Jakarta ongeveer 15 Joden, hoofdzakelijk tijdelijke bewoners, perso neel van ambassades. Het centraal verte genwoordigend lichaam van de Joodse Gemeenschap in Indonesië is in Jakarta gevestigd en is lid van W. JC Er zijn geen Joodse scholen, slechts een synagoge in Surabaya, maar geen rabbijn. Toen ik in 1975 nog een halfjaar voor de Nederlandse Regering op de Ambassade mocht werken, vreesde ik dat wij toen de enige Joden in Jakarta waren. Het gelukte mij toen niet om enig contact met geloofs genoten te krijgen. Terug naar Indië van voor de oorlog De in Indië gevestigde Joden hielden zich voor een belangrijk deel bezig met de groot- en kleinhandel. Maar ook waren zij aan cultuurondernemingen verbonden of werkzaam in particuliere beroepen als arts, ingenieur of journalist. Velen waren in overheidsdienst en daarbij zowel in de burgerlijke als in de militaire gemeen schappen in zowel de hogere als de lagere rangen. Bij het leger (KNIL) werd het gemis van een "Joodse aalmoezenier" al dus aangehaald uit de genoemde encyclo pedie, ondervonden. En vooral ook het ontbreken van eigen militaire tehuizen werd door de Joodse mindere militairen sterk gevoeld. In de civiele dienst bij het Gouvernement waren de Joden verbonden aan verschil lende departementen van bestuur. Zij werkten voornamelijk bij het onderwijs, de posterijen en telegrafie in verschillende functies. Reeds onder koning Willem I vond men Joden als leden van de rechter lijke macht, hoewel aanvankelijk in 1817 aan Mr. J.W.D.de Jong, lid van de Raad van Justitie te Batavia, de bevoegheid werd betwist om Christenen de eed te doen afleggen. Van de talrijke juristen wil ik enkele noe men. Mr. S. J. Hirsch, vice-president van het Hooggerechtshof Mr. E. Moresco bekleedde een andere hoge functie, die van vice-president van de Raad van Neder- lands-lndië Prof. Mr. A. S. Oppenheim en JEStokvis hadden zitting in de Volksraad Nu ik enkele namen heb genoemd, weet ik dat ik mij op glad ijs heb begeven. Toch wil ik er nog meer naar voren halen die in meer of mindere mate hebben bijgedra gen, als ik het zo mag zeggen, aan de saamhorigheid van de Joodse gemeenschap in Indië en het moederland Ik noemde reeds Mr. I. Hen die voor de oorlog bij de Joodse permanente- en centrale commis sies geen onbekende was. Ook zijn doch ter, mevrouw Coby van der Wielen heeft het nodige gepresteerd. De heer Doron Sanders heeft voor mij de papieren van beide genoemde colleges nageplozen. Daarbij bleek dat van 1919 tot 1941 her haaldelijk de Joden van Nederlands-lndië ter sprake kwamen en dat de meeste gegevens werden verstrekt door de heer Hen. Er is herhaaldelijk aangedrongen om meer actief betrokken te zijn bij de Joden in Indië. Men heeft zich zelfs meerdere malen ge wend tot de opeenvolgende ministers van koloniën om subsidies te verkrijgen en om in de Oost een rabbijn te benoemen. In de notulen kwam geregeld ook de naam voor van de heer Lobstein Meppel, die een groot voorstander was van goede contac ten. Hij werd daarbij van de nodige gege vens voorzien en gestimuleerd door de heren Hen en Duveen. Het mocht echter allemaal niet baten, Koloniën wees elk verzoek af. En achteraf geredeneerd wa ren genoemde commissies weinig door tastend geweest. Een hartekreet van de heer Hen ten aan zien van het lakse optreden (eind 19 25 van het Nederlands Israëlisch Kerkge nootschap laat niets aan duidelijkheid te wensen over. Enige fragmentjes van zijn correspondentie:een genootschap dat zijn adepten zonder hulp in den vreemde laat gaan, waarzij hunjodendom verliezen, vermoordt zijn eigen toekomst indien men zijn leden in Indië.... aan hun lot overlaat, dan kan men met bijkans wiskundige ze kerheid zeggen dat even zoveel generaties voor hen verloren gaan, als er individuën zonder hulp worden gelaten...." Nadere gegevens van plaatsen in Indië waar Joden werkzaam waren Zoals reeds eerder aangegeven waren er nogal wat Joden in overheidsdiensten ac tief. De heer Hen was bij de rechterlijke macht. De heren Mr. Hans Polak, Mr. Bernhard van Tijn en Samkalden wil ik beslist niet vergeten. Ook in het onderwijs waren diverse Joden I Abram, nog een Van Tijn, Van Rijn, Baruch om er maar enkele te noemen. En wie ook genoemd moeten worden om niet te vergeten zijn. Sam van Creveld, Ir. Jo Sanders bij de PT T. en Ir. C. Roos bij het Boswezen. Ook bij het leger (KNIL) waren diverse Joden werkzaam, ook in de hogere rangen. Enkele namen: generaal-majoor N. L. W. van Straten Ridder Militaire Willemsorde luitenant-kolonel A. van Zuiden en luite nant-kolonel Odenwald. Voorts waren er vele bekende artsen in het KNIL, zoals Elsbach, Dr. Hurwitz, Dr. Hilfman. Bij de militairen wilde ik één naam niet onge noemd laten, namelijk die van de latere eerste-luitenant M. Cohen, de man die meerdere dapperheidsonderscheidingen droeg, waaronder de Militaire Willemsorde; ik heb hem voor-, tijdens- en na de oorlog meegemaakt en als ik meer tijd had zou ik het een en ander van hem kunnen vertellen! Met dat KNIL was het toch raar gesteld. Zoals reeds vermeld, waren er nog wel wat Joodse jongens in dat leger van voor de oorlog. Om eenmaal dat lelijke woord te gebruiken vertrokken zij uit Harderwijk en later uit Nijmegen als "koloniaal" naar die verre Oost. Verschillenden van hen bleven na hun zesjarig contract in het ieger. Anderen stapten eruit en gingen in het civiele. Velen in de handel, hetzij bij een cultuur- en handelmaatschappij; anderen openden winkels. Om enkele namen te noemen: 31

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1991 | | pagina 31