Zwarenstein en ook Leeser. Deze laatste schreef zelf boeken en dreef een goed lopende boekhandel. Maar eerlijk, wat het Jood-zijn betreft in het KNIL, daarvan kwam niet veel terecht. Men werd wei eens uitgenodigd bij een Joodse familie thuis, doch dat hield niet over, omdat ze eigenlijk "maar een koloniaal" waren. Toch moeten wij niet geheel in mineur komen, want in een Joods periodiek uit eind 1929 was een artikel en een foto en verder: "....er heerst in de laatste tijd in Nederlands-lndiëeen naar verhouding van het daar verblijvende aantal onzer geloofs genoten, een opgewekt Joods leven. Ze ker is dit voor een groot deel te danken aan de ijverige bemoeiingen van de Vere- niging voor Joodse Belangen, die elke gele genheid aangrijpt om de onderlinge Joodse saamhorigheid te bevorderen en te steu nen. Onlangs is onder auspiciën dezer vereniging een militair clublokaal te Welt evreden opgericht voor de aldaar in gar nizoen liggende Joodse militairen, waarvan de opening, op 7 september 1929 plaats had". Na verwijzing naar de bijgevoegde foto waarop twaalf militairen, werden de namen genoemd van de eveneens afge beelde leden van het comité: I. B. Wolf, J. S. Vas Dias, hr. en mevr. Falkenburg ("vader en moeder") en J. Groen. Later, op I mei 1932, derhalve drie jaar later, werd een echt Joods Militair Tehuis te Batavia geopend. Toenemende saamhorigheid en ver der wedervaren in de jaren dertig De band tussen de Joden onderling was in die jaren sterker geworden. Het opko mend nazisme, de NSB, die ook afdelingen in Indië had, zullen wel bijgedragen hebben tot die saamhorigheid. Er bestonden toen tertijd hoofdzakelijk vier, mag ik het zo uitdrukken, verenigingen; namelijk de i Niederlands-lndische Zionistenbond, de Vereniging tot behartiging der Joodse Be langen in Ned. Indië (met verschillende afdelingen), de Joodse Gemeente te Soerabaja en de Joodse vereniging te Bandoeng. Uit deze verenigingen is ter behartiging der gemeenschappelijke be langen een centrale commissie gekozen. Te Soerabaja werden dank zij het grote contingent Oosterse Joden, geregeld godsdienstoefeningen gehouden; ook was daar in de dertiger jaren een godsdienst leraar, uit Bagdad afkomstig, werkzaam en er werden kapitalen bijeengebracht voor het stichten van een grote synagoge. In andere plaatsen was de organisatie van godsdienstoefeningen tijdens de Hoge Feestdagen, telkens afhankelijk van het particulier initiatief, want de aanstelling van een rabbijn uit Nederland, hoewel dikwijls overwogen, heeft niet plaats ge vonden. Hoewel zulks na de oorlog v.w.b. de Joodse militairen wel het geval was, doch daarop kom ik uiteraard terug. Van belang voor het godsdienstig leven is ver der nog het feit, dat ook in Indië besnijdenissen verricht werden, terwijl de Joden te Semarang, Soerabaja, Batavia en Koetaradja de beschikking hadden over een eigen begraafplaats of een afzonderlijk deel van de algemene begraafplaats. In het voormalige Batavia had men een deel van de begraafplaats Tanah Abang gereser veerd voor Joodse begrafenissen, de zo geheten "lewaaies". Ik moet echter op merken, dat deze begraafplaats in de jaren zeventig geheel is ontruimd en als bouw grond werd aangewezen. Wat met de Joodse graven is geschied, is mij onbekend. In Atjeh is er nog een erebegraafplaats genaamd "Peutjut". Hierop liggen niet al leen Joodse militairen, die in de Atjeh- oorlogen zijn gesneuveld, in een afzonder lijkgedeelte, doch deze begraafplaats werd ook voor de burgers gebruikt. Deze be graafplaats is geheel gerestaureerd en wordt bijzonder goed onderhouden. Ook de Joodse graven zijn gelukkig goed opge knapt. Ik wil hierbij vermelden, dat enkele jaren geleden van centraal Joodse zijde een bijdrage hiervoor is gegeven aan de Stichting Peutjut Fonds. Op een foto uit Atjeh van 1924 trof men op Peutjut een hek aan bij de ingang van het Joodse gedeelte. Op een bordje daarbij stond: "Dit hek heeft wijlen A. M. Bolchoner, overleden 24 juni 1897, aan het Israëlitisch Kerkhof ten geschenke gege ven". Een geheel ander punt betreft het Zio nisme. De belangstelling voor dit streven werd in Indië voor het eerst gewekt door de veelzijdige Mr. I. Hen Na de Eerste Wereldoorlog zijn de gedachten hierom trent vooral versterkt door de bezoeken van propagandisten van deze wereld organisatie: Israël Cohen en Dr. Alex Goldstein, die beiden betrekkelijk grote geldsommen voor de Zionistische institu ten bijeenbrachten. Sinds 1926 verscheen in Indië onder re dactie van SIvan Creveld het maandblad Erets Israël (Land Israël) dat tevens het officieel orgaan van de N. I. Z. B. was De Tweede Wereldoorlog werpt zijn schaduwen vooruit Ik maak wederom een stap naar de laatste jaren voordat de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Naast de genoemde verenigingen, was er nog een comité bij gekomen, het geen zich wel laat indenken, namelijk een vluchtelingen-comité. Na 1933 kwamen in Indië diverse vluchtelingen hoofdzakelijk afkomstig uit Duitsland, die opgevangen moesten worden. Na 10 mei 1940 voeg den zich hierbij diverse personen die de dans ontsprongen waren, zowel vanuit Nederland als vanuit België en die hoofd zakelijk in de loop van het jaar 1940 en begin 1941vaak via het zogenaamde vrije gedeelte van Frankrijk naar Indië kwamen. Deze vluchtelingen werden nu niet direct met groot enthousiasme ontvangen door het Gouvernement; dat derhalve de Joodse gemeenschap insprong is duidelijk. Men werd eerst "gescreend", om dit woord maar te gebruiken, door hen onder te brengen op het eiland Onrust dichtbij Batavia gelegen, zodat hulp van de aldaar gevestigdejoden wel noodzakelijk was. Na enige weken was men dan vrij man en mocht men zich verder wel vestigen. Dat dit met kosten gepaard ging en dat het verkrijgen van onderdak, en toch ook een broodwinning verwerven geen eenvou dige zaak was, laatzich wel indenken. Doch het is over het algemeen gelukt. Bovendien voegden zich ook nog wat Joden hierbij, die allang uit Nederland waren geëmi greerd naar Amerika, Canada en Australië en die meenden dat nu Nederland bezet was, zij zich vrijwillig moesten melden om te gelegener tijd mede te werken aan de bevrijding van Nederland. Ook deze mensen kwamen in Indië aan en kwamen over het algemeen in het Leger. Dat Indië later in oorlog zou komen met Japan, met alle verschrikkingen van dien, wist men toentertijd niet. De practische mogelijkheden in Indië voor de geloofsuitoefening Hoe zat het in Indië met de mogelijkheden tot de "choepoth" (huwelijks-inzegenin gen volgens de regels alsmede de "b'rith mila" de besnijdenis)? Het was inderdaad mogelijk om in Indië voor de oorlog de huwelijksinzegening te krijgen (choepah is het enkelvoud van choepoth), doch of zulks op grote schaal is geschied meen ik te moeten betwijfelen. Vele Joden kwamen toch immers al gehuwd uit Europa. En weer anderen trouwden wanneer zij in het algemeen na zes jaren weer met verlof naar Europa gingen; maar de mogelijkheid was er in Indië. Ik heb begrepen dat Mr. I. Hen de bevoegd heid bezat om de choepah te geven en tevens ook een "ketoeba" mocht ver strekken (een document met de huwelijksverplichtingen Ook was de heer Hen "mohel", dat wil zeggen iemand die de besnijdenis mocht uitvoeren; maar het is bekend dat er wel Joodse jongens zijn geweest die niet door een mohel zijn besneden, doch gewoon door een arts. Ik heb mij laten vertellen, dat indien er maar twee Joodse getuigen hierbij aanwezig waren geweest die be- (lees verder volgende pagina) 32

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1991 | | pagina 32