Tussen Yogya en Solo, aan de kant van de weg wordt de klapband van de "travel" verwisseld. Intussen wachten de inzittenden op een muurtje. Tweede van rechts de echtgenote van de auteur. Eén der wachtenden leest intussen rustig het ochtend blad.... deur gereed. Maar wat geeft dat nou. Meestal komt men bij de woning en is de poort nog gesloten. U weet, in het huidige Indonesië en zeker in de steden van enige betekenis, is het huis van de iets beter gesitueerde (dus van de doorsnee travel reiziger) steeds omgeven door een muur of hoge pagger (schutting) met een gesloten tuindeur, waar vaak met een verwijzend pijltje het oer-Hollandse woord "BEL" prijkt. Eerst komt dan op het rumoer van de aankomende minibus, soms nog met een bescheiden claxon-signaal, een blaffende hond uit de woning aangerend.In tweede instantie komt een nieuwsgierig kind op het toneel, dat weer prompt wegrent om een ieder in huis te verwittigen van "daar zijn ze".En dan komt tenslotte de passagier zelf in gezelschap van een aantal opgewekte afduwers; klapzoenen en daaag-gewuif. En ook nog - jazeker, velen in Indonesië doen erg "koloniaal" - een amechtige gedienstige die de barang van de passagier aandraagt (waarbij uiteraard ook nog een mandje met vruchten, koekjes en wellicht nog een risol of een lemper voor de kleine honger onderweg). Met al dat afhalen en thuis afzetten van een ieder, leerden wij als buitenlanders ook weer o zo veel van deze maatschappij, welke ons deels uit herinneringen nog bekend was, maar die door de vele ver anderingen in de jaren nadien, ons ook een flink tikkeltje vreemd voorkwam. En bij al deze nieuwe of hernieuwde er varingen viel het ons telkenmale weer zo op dat men in Indonesië een rustige mentaliteit koestert, die wij in het drukke en gehaaste leven in West-Europa zo node missen: dat is vervat in de begrippen "sabar" en "kesabaran". Dat betekent: geduldig en kalm alles aanzien en je vooral nooit op winden. Ook niet als het wat langer duurt. Want het komt allemaal vanzelf heus wel in orde. Sabar dus. Wij vonden het een voorrecht om tijdens de Prang-Teluk in Indonesië geheel ingevoerd te raken met deze aangename, pittige, veilige en niet kostbare wijze van reizen. Wij kunnen ieder zelfstandig reizend landgenoot van elke leeftijd deze methodiek dan ook warm aanbevelen. "WARTEL" Het moderne Indonesië heeft een heel aantal woorden die ontstaan zijn uit af kortingen. De geleerde uitdrukking daar voor is "letterwoord" of "acronym". Ook in het moderne Nederlandse spraakgebruik kent men deze woorden: met de "vut" gaan en in de WW lopen; zijn AOW halen enzovoorts. Maar vooral het Indonesisch zit er vol mee; zo vol zelfs dat er complete woordenboeken bestaan die alfabetisch en lexicografisch alle gangbare acronymen hebben opgenomen. Vaak weet men niet eens meer precies wat de stamletters van het letterwoord zijn; het is ook al niet eens meer belangrijk. Zo betekent bijvoorbeeld ABRI de krijgsmacht; PUSKESMAS is de ziekenboeg in een kampong. En je struikelt tegenwoordig over KB (spreek uit kaabee) hetgeen alles met de moderne gezins planning te maken heeft. En zo maakten wij dan recentelijk tijdens de Prang-Teluk tot onze grote blijdschap kennis met het toverwoord "WARTEL". Om het maar meteen te verklappen (ze hebben het ons ook wel eerst moeten uitleggen) komt dat van "waruna telpon"; ook weer zo'n nieuw begrip dat neerkomt op een omschrijving die wij in Nederland zouden kunnen noemen "telefoon-theek". Maar zoiets zou in ons moederland nim mer kunnen ontstaan omdat hier bijna iedereen telefoon thuis heeft. In Indonesië is dat heel anders want om daar telefoon te hebben is relatief ont zettend duur en bepaaldelijk een luxe. Vooral ook interlokaal telefoneren is daar kostbaar is, zelfs voor onze begrippen. In Holland kan men na zes uur in de middag en in het weekeinde heel voordelig en uitgebreid met alle hoeken van het land telefoneren. In Indonesië zal de toerist dat wel uit zijn hoofd laten tenzij het erg urgent is want hij schrikt van de kosten. Heel vaak echter ontkomt men niet aan interlokaal opbellen. Telefoneren bij een hotel is nog duurder; de centralist heeft weliswaar een teller maar hij rekent vaak nog dubbel ook;vaak hebben ze in een hotel niet de gewenste telefoongidsen. En logeert men bij een gastfamilie of een eenvoudig guesthouse dan heeft men daar mogelijk wel een te lefoon maar zeker geen teller die per zoveel seconden meteen tikje voorwaarts gaat. Wil men dan met de gastheer afreke nen voor interlokaal verkeer, dan moet deze persoon eerst het telefoonkantoor gaan bellen en aan de operator (zo heet die hier) gaan vragen wat het wel gaat kosten en hem straks ook nog na afloop weer gaan bellen. Enzovoorts: een heel gedoe dus en ook niet zo bijster aantrekkelijk. Vrij recentelijk is voor dit soort zaken in vele plaatsen een heel practische oplossing gekomen doordat de PTT op diverse han dige locaties zo'n "WARTEL" heeft neer gezet. Dat zijn kleine kantoortjes, hetzij apart, hetzij in een groter geheel, waarop een groot bord zichtbaar is met het woord "WARTEL". Het fijne is dat zo'n wartel 24 uur per etmaal voor het publiek geopend is. Het is in feite een telefoon-toko met parkeerrruimte waarin steeds twee lieftal lige PTT-juffrouwen dienst doen. Er zijn altijd twee of meer seperate telefoon cabines. Met daarbinnen een handig tafel tje en een goede verlichting, zodat men zijn spullen, notitieboekje, bril, balpen en zo gemakkelijk kan hanteren: soms zelfs met een krukje om even te gaan zitten. En de cellen met glazen deuren zijn geluidsdicht; allemaal heel gelukkig omdat juist in Indonesische steden op ongelegen mo menten veel lawaai heerst van vooral pas serende bromfietsen. De tarieven bij de wartels staan vast. Men draait zelf het kengetal en het abonnee nummer. Zonodig zijn alle telefoongidsen van het land in te zien en het personeel is erg behulpzaam, speciaal voor vreemde lingen. (lees verder volgende pagina) 37

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1991 | | pagina 37