O (vervolg "Herman Willem Daendeis") ment te verkopen. Hierbij maakte de Maarschalk een winst van 9 ton! In scherp conflict kwam Daendeis met de sultan van Bantam, Aboe'l Natsr III. Toen tengevolge van de zware werkzaam heden aan een door Daendeis geplande aanleg van een oorlogshaven aan de Meeuwenbaai zeer vele Batamse onderda nen bezweken, weigerde de sultan nog meer arbeiders in herendiensten te leve ren. Nadat de vertegenwoordiger van de landvoogd, commandant Du Puy door de woedende Bantammers was vermoord, trok Daendeis in nov. 1808 zelf met een troepenmacht naar Bantam op. Na drie dagen werd de kraton ingenomen, waarna Daendeis de sultan van zijn troon zetel trok en zelf daarop ging zitten met de woorden: "Nu ben ik sultan!" De rijks bestuurder, die de ziel van het verzet was geweest, werd ter dood gebracht en zijn lijk in zee geworpen. De sultan werd naar Ambon verbannen en vervangen door zijn broer, Aboe'l Mofakhir III, die slechts een schijnbewind kon uitoefenen. Het ge bied van het sultanaat, "tot domein van de koning van Holland" verklaard, werd ver kleind: de kustgewesten (in Serang werd een prefect (landdrost) geplaatst) kwamen onder rechtstreeks Nederlands bestuur, de bovenlanden bleven onder het gezag van de nieuwe sultan, die zijn residentie in Pandeglang vestigde. Raffels zou in 1813 een definitief einde maken aan het bestaan van het sultanaat Bantam. Ook in het bestuur van de Cheribonse sultanaten werd ingegrepen. Aan een bij de opvolging gepasseerde, bij de bevolking zeer in aanzien staande pret endent, radja Kanoman, ten gunste van wiens aanspraken een opstand uitgebro ken was, werd in 1809 een aandeel in het bestuur gegeven. Het gezag van de sultans werd besnoeid, zodat zij niet meer dan gewone regenten waren. Ook hier maakte het Engels bewind in 181 3/181 5 een einde aan het sultansbestuur. Ook met de sultan van Jogja, Hamengkoe Boewono II (bijgenaamd Sepoeh, de Oude) kreeg de landvoogd het aan de stok. Daendeis begon met het afschaffen van het, in zijn ogen, vernederende ceremoni eel waaraan de Nederlandse resident (die van hem de titel "minister" kreeg) in die plaats sedert de dagen van de Compagnie was onderworpen. Dit zette vanzelfspre kend kwaad bloed, maar ook Daendeis vond het omgaan met het Jogjase hof "moeilijk en verdrietig". Bovendien stootte hij de sultan voor het hoofd, door hem bij zijn bezoek in 1809 aan de Vorstenlanden, gezeten op een troon te ontvangen! Het conflict barstte pas goed los, toen in Jogja moeilijkheden over de opvolging ont stonden, de sultan zijn rijksbestuurder Danoeredjo II ontsloeg en een schoon zoon van de sultan, Raden Ronggo, roof- en plundertochten op soenans- en gouvernementsgebied deed. Daendeis trok een grote troepenmacht in Semarang samen, waarop de sultan alle eisen van de landvoogd inwilligde. Hij moest de rijksbestuurder in zijn functie herstel len en afstand doen ten gunste van zijn zoon, Hamengkoe Boewono III, -die als prins-regent optrad. Doordat het Sepoeh werd vergund in de kraton te blijven wo nen, kon deze echter zijn intriges voort zetten. Daeldels' weinig tactvolle optreden tegen over de inheemse zelfbestuurders had ten gevolge, dat de Engelsen in 1811 door hen met open armen werden ontvangen. Intus sen waren de resterende bezittingen bui ten Java een voor een in Engelse handen overgegaan. Ambon ging in 1810 verloren, de vestiging in Bandjermasin, onverdedigbaar geacht, werd "geabandonneerd". De sultan, die de Ne derlandse forten voor 25.000 rijksdaal ders zou overnemen, kon deze som niet opbrengen, en Daendeis nam genoegen met een "groten en fraaien diamant". Niet alleen bij de vertegenwoordigers van het oude VOC-regime had Daendeis zich vijanden gemaakt, ook vele hervormings- gezinden had hij tegen zich in het harnas gejaagd door zijn autoritair optreden. Bo vendien geschokt waren ook de trouwe Oranjegezinde vaderlanders door zijn openlijke sympathie voor de Franse kei zer Napoleon I en zijn instemming met de inlijving van het Koninkrijk Holland in 1810. Bij een heilwens ter gelegenheid van de viering van de verjaardag van koning Lodewijk Napoleon, 2 sept. 1810, noemde Daendeis de keizer "ons even dierbaar als broeder van onzen Koning of als onze aanstaande souverein!" Zijn bijnaam "Koepernoer Djenderal Goentoer" (donderende G.G.bleef bij de inheemse bevolking leven. De Soendanezen verbasterden zijn maarschalkstitel tot "Mas Kalak" kalak=boksbeugel De balans opmakend van Daendeis landvoogdij in Indië, moet men conclude ren, dat hij enerzijds veel wantoestanden en misbruiken uit de VOC tijd opruimde en noodzakelijke hervormingen door voerde, anderzijds door zijn hardhandig optreden veel schade aanrichtte. Van de kant van de Oudgasten kwamen talrijke klachten en beschuldigingen tegen hem binnen bij koning Lodewijk Napoleon en de keizer, onder meer over het feit dat hij zichzelf bevoordeelde. Zelfs werd de fantastische beschuldiging geuit, dat het Daendeis' bedoeling zou zijn, op Java on der Britse protectie een eigen rijk te stich ten. Korte tijd na de inlijving van Holland bij het Franse keizerrijk werd Daendeis (om gezondheidsredenen had hijzelf al enige malen ontslag gevraagd) Napoleon terug geroepen. Op 16 mei 1811 droeg hij het bestuur over aan zijn opvolger, generaal Jan Willem Janssens, die drie maanden later Java, de laatste "Franse" kolonie in de Indische archipel aan de Engelsen moest overgeven. Laatste levensjaren: de veldtocht in Rusland en Gouverneur van de Goudkust Na aankomst in Parijs werd Daendeis door Napoleon weer als generaal in het Franse leger aangesteld en maakte hij de veld tocht van 1812 in Rusland mee. Bij de terugtocht in oktober 1812 hielp de onder zijn commando staande divisie de terug tocht over de Berezina dekken. Tot I december 1813, na een belegering van bijna een jaar, verdedigde hij de vesting Modlin bij Warschau tegen de Russen. Na de bevrijding van Nederland van het Franse juk en herstel van Nederlands' onafhankelijkheid onder het Oranjehuis, bood Daendeis zijn diensten aan Koning Willem I, aan en probeerde zelfs weer in aanmerking te komen voor de functie van G.G. van Ned.-Indië. Deze ging daar ech ter niet al te gretig op in. Hij had geen vertrouwen in de voormalige tegenstan der en benoemde Daendeis tenslotte in juli 1815 tot gouverneur van de Goudkust op de westkust van Afrika (het tegen woordige Ghana), een onbeduidende post. 2) In februari 1816 zette hij voet aan wal in Elmina. Hij begon ook hier met zijn ge wone energie orde te scheppen in de bestuurlijke wanorde, herstelde de ver waarloosde forten, verbeterde de land bouwgronden en het wegennet en maakte een einde aan de binnenlandse stammen- oorlogen. Gesloopt door het ongezonde klimaat van de Goudkust, stierf Daendeis 2 mei 1818 aan dysenterie en malaria, op 55-jarige leeftijd. Hij werd bijgezet in het graf van de gouverneurs op de Nederlandse begraaf plaats van Elmina. NOTEN 1) Raffles verdeelde Java in 16 residenties, welke benaming gehandhaafd bleef gedu rende de gehele periode van het bestuur van het Koninkrijk der Nederlanden in Indië. Samen met Daendeis moet hij wor den beschouwd als de grondlegger van een nieuw bestuurssysteem. 2) Bij hettractaatvan Londen in 1871 werd deze Nederlandse kolonie aan Engeland afgestaan, in ruil voor de vrije hand tegen Atjeh. In 1957 werd Ghana onafhankelijk. 42

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1991 | | pagina 42