Het nooit opgeloste mysterie van de "Nongko Tjeleng" Ik heb met bijzondere aandacht het artikel "Nangka Tjeleng een mysterie opgelost" (Moesson 15 juni 1991) gelezen. Als zoon van een klein-landbouwer, met eigen practische ervaringen, wil ik hierop rea geren. De Nangka (Javaans) Tjeleng (ook "Nangka Babi" genaamd) die ik ken, wordt houguit circa dertig centimeter en heeft een doorsnede van ongeveer vijftien centime ter. Het groeiproces voltrekt zich wel degelijk ondergronds en wordt niet begraven zoals het in het artikel ge schreven staat. De Tjelengs met hun feilloze reuk orgaan en hun geweldige graafwerk- tuig, localiseren zo'n begraven Nongko met gemak als ze aan het "doengsirren" gaan. Ik ben geen botanicus, maar ee dood gewone "Anak-tani-cus" en mijn kennis heb ik vergaard bij de Javaanse Pak-tani-cus. De Nongko, welke variëteit ook, draagt geen bloem, tenminste wat men onder "bloem" verstaat, (zie foto) Mijn ouders hadden ruim twee jaren op het perceel van Inspecteur van Politie Labryn te Kedoengkebo nabij Kedoengwoeni, mogen boeren tot dat zij zich een eigen perceel konden permitteren. Randoedonkal en Kedoengkebo liggen nagenoeg op dezelfde meridiaan namelijk 6°56'Z., dus moet het wel dezelfde grond en weersgesteldheid hebben. Op het terrein van de heer Labryn groeide een "Nongko Tjeleng". Het was een normale boom, vruchtdragend aan de stam en dikke tak ken. Ondergrondse vruchten waren er hooguit vier of vijf, het vruchtvlees was inderdaad wat donkerder van kleur, droog en heerlijk van smaak. Toen mijn ouders een perceel naar hun keus in Pandansari Kelurahan Kaliwareng hadden gevonden en gekocht, verhuisden wij naar het nieuwe perceel, zo'n vijf kilometer ten oosten van Kedoengkebo aan de voet van de Goenoeng Toegel, een klein heuveltje maar, vergele ken bij de Goenoeng Kemoelan wat zuide- lijker. Het perceel lag aan de weg Pekalongan - Bandar Sidajoe, dus weer nagenoeg op dezelfde zuiderbreedte. Tot onze verbazing groeide ook daar een "Nongko Tjeleng", de enige in de hele omgeving. Ik zat toen bij de Zusters Ursulinen te Pekalongan op school en wou eens een goede beurt maken met plantkundeles, denkende iets bijzonders naar voren te brengen. De boom stond dichtbij het erf van Pak Kadar, tegenover het huis van Pak Sadji. Ik ging eerst naar Pak Kadar en vroeg hem om bijzonderheden over de Nongko Tjeleng. Pak Kadar vertelde mij: "Kijk, bij vele uiteinden van een tak, waar de jonge lootjes zitten, krijgt de tak een soort vruchtbeginsel dat "babbal" wordt ge noemd, deze babbal zijn de bloemen en vallen na enkele dagen af. De babbal heeft honderden microscopische bloemetjes als fijn dons. De babbal wordt bestoven - nou rijzen de vraagtekens - want het bevruchtingsproces geschiedt via het in wendige van de boom naar de eigenlijke vruchtbeginsels, ook babbal genoemd, aan de stam of dikke tak. (Van deze babbals maakte men weieens Roedjak Geplok ge mengd met oude Patjee). De nog kleine babbal komt gekapseld in twee schut blaadjes uit een steel aan de stam tevoor schijn. Zo kan het gebeuren dat de babbals enkele centimeters onder de grond ont spruiten. Wat dieper onder de grond ont sproten babbals krijgen de kans niet tot ontwikkeling te komen en sterven af. Wanneer de nongko oud is, barst de grond door de expansie. Voordat de grond tot barsten wodt gedwongen, kan men op een tiental meters afstand reeds de rijpe nongko ruiken", aldus Kadar. Ik was nog niet helemaal tevreden en ging naar Pak Sadji en vroeg hem naar zijn visie. Zijn relaas was: "De vruchtbeginsels ondergronds wor den door de mieren bevrucht en komen op die wijze tot ontwikke ling. Mieren en andere insecten vind je altijd rondom, in de boom en in de grond. Neem de "krangkrang" (rode mier), die kunnen hele grote nesten bouwen aan de takeinden, trekken de bladeren naar elkaar toe en ver binden die met een soort weefsel." Toen ik hem vroeg, waar de bestuiving eigenlijk plaats vond, boven- of ondergronds, wist hij het "iet. S Met deze opgedane wijsheid liep ik haast naast mijn schoenen van trots op de dag dat wij plantkundeles zou den krijgen. Immers, ik wist iets bij zonders dat de plantkundigen over het hoofd hadden gezien en niet in de leerboeken was opgenomen. Ik vroeg Moeder Rafaël of ik iets bij zonders over de Nongko Tjeleng voor de klas mocht vertellen. Dat vond ze een prachtidee. Toen kwam het, ik kwam heel stoer voor de klas staan, vertelde mijn verhaal, doch het pakte anders uit. Allen schoten in de lach, net als de heer Jansen, de ex-Tegaller ervaren had. Het waren, de meesten althans, stadsjongens en -meisjes. Ik werd direkt gepromoveerd tot "De Fantast." Moeder Rafaël beloofde ons, te zullen uitzoeken en navraag te doen. He laas is het daarbij gebleven, want niet lang daarna kwam Nippon. Het mysterie is dus in feite nóg niet opge lost. Anaktanicus, H.R. STEENHUIZEN, Queensland - Australië 43

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1991 | | pagina 43