POIRRIÉ'S
PERIKELEN
Bargeleerden
Als je naar een bar gaat, moet je er reke
ning mee houden dat je geconfronteerd
wordt met barleeuwen. Voor degenen die
nooit naar een bar gaan: Een barleeuw is
geen echte leeuw, maar een kerel die op
een barkruk heeft wortel geschoten en
vanaf dat meubelstuk een leeuwachtige
koninklijkheid ten toon spreidt. Je hoeft
niet bang voor hem te zijn. Als je zelf af en
toe meebrult en een rondje weggeeft zal
hij je aanwezigheid accepteren en merk je,
dat hij echt ongevaarlijk is. Soms zelfs
aardig.
Anders wordt het wanneer je een bar-
geleerde tegenkomt. Dat is meestal een
gesjeesde student, of een vent die gewoon
een beetje teveel heeft gelezen. Hij is
makkelijk te herkennen, want als het even
kan posteert zo'n figuur zich in een minder
luidruchtig hoekje. Hij doet geen vlieg
kwaad, behalve die ene, die in zijn glas bier
terecht is gekomen. Zijn enige nare ei
genschap is, dat hij als een spin in zijn web
zit te wachten op het argeloze slachtoffer
dat naast hem neerstrijkt en vriendelijk
toeknikt. Is zo iemand eenmaal gezeten,
dan is hij de klos, want de bargeleerde
heeft er slag van om met zijn buurman in
een gesprek te raken dat alleen hemzelf
interesseert.
Alhoewel ik nooit vrijwillig naar een bar ga,
maar in de loop van vele jaren toch wel
enige kroegervaring heb opgedaan, kan ik
daarover meepraten.
Het duidelijkste voorbeeld is het voorval
dat ik meemaakte toen wij met z'n allen in
een gezellig cafeetje zaten. Dat gebeurde
ter gelegenheid van het potverteren van
het kaartclubje van mijn vrouw. Er zat
behoorlijk wat in de pot, dus mochten de
mannen mee. Na een indigestie veroorza
kend Scandinavisch buffet in een of ander
groot vreethuis gingen we voor een afz
akkertje naar het gezellige barretje van een
ons bekend echtpaar.
Het was er echt gezellig. Behalve ons
achtmans gezelschap waren er drie of vier
andere gasten. Het barretje had ook geen
flipperkast en de muziek was gelukkig bijna
niet te horen. Jammer was alleen, dat ik
door mijn domme beleefdheid iedereen
voor liet gaan om een goed plaatsje op te
zoeken. Dat gebeurt mij wel meer, maar
deze keer had het tot gevolg dat ik naast
een vent met het hoge voorhoofd van een
groot denker kwam te zitten.
Hij bleek overigens best aardig te zijn, want
nadat ik hem vriendelijk had toegeknikt
vroeg hij mij meteen wat ik allemaal deed.
Omdat ik voor mijn antwoord weinig tijd
nodig had, was het logisch dat wij vrij snel
op zijn bezigheden overstapten. Die waren
nogal onduideliik, maar hij bleek wel veel
verstand te hebben van geologie. Mer
kend, dat ik in die sector maar met een
voet op de onderste sport van de ladder
sta, brak hij los.
Met gedempte stem om de andere be
zoekers niet te storen, haalde hij een
bericht aan, dat daags tevoren op de
voorpagina van alle zichzelf respecterende
kranten had gestaan. Dat was het bericht
over de een of andere grote olieboring die
men ergens voor de een of andere kust
ging ondernemen. Naar voorzichtige
schatting zou men daar genoeg uit de
bodem kunnen halen om een kwart van de
rijke landen voor minstens een halve eeuw
van brandstof te voorzien.
Ik had het wel zien staan, maar omdat mijn
Fiësta ongeveer I op 15 loopt en ik geen
halve eeuw meer te leven heb, had het mij
weinig gezegd. Hij was er echter danig van
onder de indruk. Het had hem zelfs diep-
treurig gemaakt.
Mijn verbazing daarover bespeurend, be
gon hij te vertellen over de consequenties
van al dat boor- en graafwerk. Het was
volgens hem te gek, dat wij vrolijk bleven
boren en graven naar olie en andere mi
neralen en aldus leegten in de aarde ver
oorzaakten die daar niet thuishoorden. Ik
probeerde hem nog met een lolletje iets
vrolijker te stemmen, maar hij reageerde
daar niet op en begon met allerlei inge
wikkelde natuurwetten te slingeren. Ik
snapte er geen bal van.
Dat helaas weer bemerkend, keek hij even
zoekend naar het plafond, wierp mij toen
een doordringende blik toe en begon op
nieuw.
Hij vergeleek onze aardkloot met een
appel. "Dezelfde appel van Adam en Eva. Je
kent het verhaal en weet dus welk een
catastrofale gevolgen het onverantwoor
delijk gedrag van die twee heeft gehad
voor hun nakomelingschap. Sedertdien
heeft de mens nooit meer geweten hoe
zich te gedragen. En wat nog veel erger is:
Als bewoner van die grote appel, zeg maar
Big Apple, doet hij er alles aan om zijn eigen
woonplaats schade toe te brengen".
Bescheiden glimlachend om zijn eigen,
aardige appelvergelijking ging hij verder en
legde uit wat ons allemaal te wachten
stond.
De andere leden van ons gezelschap had
den al enige vermanende blikken in mijn
richting geworpen, maar ik kon er niets
aan doen dat die vent zo hardnekkig was.
Eerlijk gezegd speet mij dat ook, want wat
hij vertelde was echt niet zo leuk. Dat vond
hij zelf ook niet, want hij trok er tenminste
een grafgezicht bij. Kort en goed: Hij wees
mij erop, dat door al dat gewroet in onze
appel immense holten waren ontstaan die
ons eens voor grote, onaangename ver
rassingen zouden doen staan. Miljarden
tonnen vastigheid had de mens al uit de
grond gehaald waarop hij zelf leefde. En
nog eens miljarden tonnen vastigheid zou
hij er uit blijven halen. Niet ongestraft, zo
meende de bargeleerde zeer beslist. Eens
zou daar een afschuwelijk hoge prijs voor
moeten worden betaald.
Hij knikte mistroostig en vroeg of ik wist
wat er gebeurde als ik in een appel kneep,
waarvan de inhoud grotendeels door
wormen is weggevreten.
Nou ben ik niet zo kapot van appels, geef
mij maar een ordinaire pisang of djagoeng,
maar ik begreep zijn bedoeling. Dus zei ik
"Ja" en zei, dat bij de minste druk een deuk
in de appel zou ontstaan, of misschien wel
mijn duim in die appel zou verdwijnen.
De bargeleerde legde een hand op mijn
schouder en knikte instemmend. Toen
begon hij te vertellen over stadsgedeelten,
zelfs hele steden en gebieden, die door hun
enorme gewicht in al die door de mens
geboorde en gegraven ruimten zouden
zakken. Ook door de boringen voor de
kusten zou alles mis gaan. Hele zeeën
zouden als watervallen in de diepten
storten en woeste draaikolken doen ont
staan, die hele vloten van supertankers en
containerschepen zouden verzwelgen.
(lees verder pagina 28 onderaan)
23