De Baduy
van Zuid Banten
Een geïsoleerd levende bevolkingsgroep
vasthoudend aan eigen levenswijze
In het district Lebak in het zuiden van Banten, op de beboste hellingen
van de Pagesaran in het Kendeng gebergte, leven de Baduy, een in strikte
afzondering levende bevolkingsgroep, die tot op de huidige dag vasthoudt
aan haar overgeleverde levenswijze, religie en tradities. Hun desa, Kanekes
geheten, beslaat een oppervlakte van vijfiig vierkante kilometer. 1)
voorwerpen. Men treft er geen stoelen,
tafels, matrassen, borden, glazen of plas
tic artikelen aan. De Baduy zitten op de
grond, slapen op een mat, eten van een
palmblad en drinken uit een bamboe be
ker of een halve klapperdop. De kleding
is eveneens zeer eenvoudig. De dracht
van mannen en vrouwen bestaat uit vaak
zelf geweven heupdoeken en jasjes in de
traditionele kleuren van de Baduy-
dracht, zwart of donkerblauw en wit, en
soms een draadje rood. Zij dragen geen
schoenen en gaan altijd blootsvoets.
Omdat radio, televisie en motoren ver
boden zijn, heerst er in hun desa een
ongekende rust.
De Baduy zijn landbouwers en verbou
wen hun rijst, hun hoofdvoedsel, op
huma (droge rijstvelden zonder irrigatie)
op de veelal steile hellingen van het ge
bergte. Bij deze landbouwmethode
wordt steeds opnieuw een stuk bos
grond gekapt, afgebrand en gewied.
Naast rijst verbouwen de Baduy mais,
cassave en verschillende boonsoorten.
Omdat de rijst, eenmaal opgekomen,
veel verzorging vergt, verblijven veel fa
milies in deze tijd tot de oogst in kleine
veldhuisjes saung huma). Na de oogst
keert men dan weer terug naar de dor
pen en worden grote oogstceremonien
gevierd. Men dankt de voorouders en de
goden voor de rijstoogst en men smeekt
door offergaven en gebeden voorspoed
voor het komende jaar af.
De Baduy zijn een deel van het Sun-
danese volk, dat een groot deel van
Westjava bewoont. Hun taal is een
archaïsche vorm van het Sundanees.
In tegenstelling tot de hen omrin
gende bevolking, die in de zestiende
eeuw de Islam omhelsde, zijn de
Baduy geen Islamieten. Zij noemen
hun godsdienst "oorspronkelijk Sun
danees", Sunda Wiwitan.
In hun religie zijn Hindoe-Boeddhis
tische elementen versmolten met een
oudere godsdienstige traditie, waarin
voorouderverering het middelpunt
vormt. Hun vergoddelijkte stamvader
en oppergod is Batara Tunggal. Deze
voorouders worden in rituelen aan
geroepen en om hulp gevraagd. Het
hele stelsel van overgeleverde ge- en
verboden dat het leven van de Baduy
beheerst, de adat, wordt beschouwd
als hun heilige erfenis.
Deze voorouderlijke leefregels vor
men de leidraad voor hun leven, en
afwijken daarvan betekent een af
dwaling van het rechte pad, hetgeen
tot gevolg heeft dat zij niet mogen
veranderen. Deze gedachte komt
duidelijk tot uiting in een bekende
adatspreuk van de Baduy, die luidt:
"Wat lang is mag niet verkort wor
den, wat kort is niet verlengd."
Door Ch. Manders
Hun sobere en door strenge leefregels
beperkte bestaan is gebaseerd op een
mengeling van oud-Sundanese,
animistische en Hindoe-Boeddhistische
geloofselementen.
Het is een merkwaardig feit, dat de
Baduy, onberoerd door de moderne tijd,
op slechts 150 kilometer van de metro
pool Jakarta wonen.
Het wegennet in Banten is de laatste de
cennia sterk verbeterd. De bezoeker van
het Baduy gebied zal zijn vervoermiddel
echter aan de rand van Kanekes moeten
achterlaten, want dit mag alleen te voet
worden betreden.
De ongeveer veertig dorpen worden
verbonden door smalle, goed onderhou
den voetpaadjes, die zich over het ge
bergte slingeren.
De eenvoudige huizen zijn opgetrokken
uit gedek (gevlochten bamboe) met een
dakbedekking van atap (palmblad). Hun
sobere levenswijze weerspiegelt zich
ook in de inrichting en huishoudelijke
Buiten-Baduy mannen te Cikadu
(foto: Jet Bakels)
28