Ontbrekende stukken in de Indische geschiedsschrijving dr.Th.s«_s Pogingen om dieper door te dringen in de geschiedenis van Nederlands- Indië en van de mensen die vorm en inhoud aan die geschiedenis gegeven hebben, worden vaak gehinderd door het tekortschieten van de informatie waarmee historici gewoonlijk werken. Want hoe omvangrijk en belang wekkend het in de archieven opgeslagen materiaal ook mag zijn, doordat het veelal afkomstig is van officiële instanties klinken de stemmen van "gewone" mensen daarin onvoldoende door. r'e'tlChtmg aide™ de bezetting ICODO in s Dat was dan ook de reden dat de orga nisatoren van de Tweede Indische Stu diedag (1990) het besluit namen om ook aan andere mogelijke bronnen van ken nis over Indische Nederlanders aandacht te besteden. Er zijn toen themagroepen gehouden over pers en literatuur, foto's en films, interviews, dagboeken, genealo gie en overheidsarchief en daaruit bleek duidelijk dat er nog een schat aan mate riaal op bewerking wacht. Wat het meer recente verleden betreft kan m.i. niet genoeg de betekenis wor den benadrukt van het interviewen van Indische ouderen en van anderen die bij de geschiedenis van Nederlands-lndië betrokken zijn geweest. Door deze ge sprekken wordt de onderzoeker immers niet zelden geconfronteerd met gege vens die een nieuw licht op een bepaalde gebeurtenis kunnen werpen, terwijl het vaak gebeurt dat schriftelijke documen tatie met belangwekkende historische in formatie uit het bezit van de geint- erviewde, boven tafel komt. Natuurlijk, wie van deze ingang gebruik maakt zal met de nodige wijsheid tewerk moeten gaan. Hij dient critisch te zijn, misschien nog meer dan ten aanzien van een an dere historische bron geboden is. Maar het voordeel van het aanboren van deze "persoonlijke" informatie springt duide lijk in het oog. Niet alleen krijgen naam loos gebleven tijdgenoten en mede spelers een gezicht en worden nieuwe elementen aan het beeld over het verle den toegevoegd, ook kunnen mogelijk correcties aangebracht op gangbare voorstellingen en noties die onder het publiek over Indië bestaan. Van verschillende kanten dringt het be sef door dat de geschiedenis van Neder lands-lndië en vooral de sociale kant daarvan, te lang verwaarloosd zijn geble ven. Daarbij kan, gelukkig, vastgesteld worden dat het niet bij deze constate ring blijft. Naast andere voorbeelden maken de eerdergenoemde Studiedagen, onlangs voor de derde keer in successie in Leiden gehouden, duidelijk dat de hui dige generatie onderzoekers de Indische geschiedenis met andere ogen benadert en er naar streeft tot een minder be vooroordeeld, evenwichtig beeld van het Indisch verleden te komen. Een onderwerp waarvoor tegenwoordig in historische kring veel belangstelling bestaat, betreft de tijd van de Japanse bezetting en de zgn. bersiapperiode. Vooral de reconstructie van het bestaan van de mensen die buiten de interne ringskampen zijn gebleven, blijkt echter een moeilijke opgave. De literatuur over dit onderwerp is schaars en beperkt zich meestal tot algemeenheden. De vraag hoe de vele tienduizenden Nederlan ders, onbeschermd en zonder inkomen, die oorlog en de directe nasleep ervan hebben ondergaan wordt nog altijd ge makkelijker gesteld dan beantwoord. In het algemeen gesproken is het echter nodig dat er meer kennis komt over wat zich tijdens de oorlog in het leven van de driehonderdduizend landgenoten in Azië heeft afgespeeld. De volgende bijdrage had ook op een ander moment geschreven kunnen zijn. Dat ik er nu mee voor de dag kom, vindt zijn directe oorzaak in het recente over lijden van iemand die zich in de tijd van de Japanse bezetting en daarna buitenge woon verdienstelijk heeft gemaakt. Ik bedoel dokter Geza Szabó, een Hongaar van geboorte die tussen 1929 en 1947 in Indië gewoond en gewerkt heeft en in de jaren vóór de Japanse bezetting in Djokja het beroep van tandtechniker uit oefende. In 1947 noodgedwongen naar Nederland vertrokken, liet hij zich op 37jarige leeftijd aan de Rijksuniversiteit Na grondige voorbereiding is Szabo's boek, opgedragen aan zijn echtgenote en beide zoons, in het voorjaar van 1989 van de pers gekomen. "Van poesta tot polder" is een in sobere bewoordingen gesteld relaas van een leven dat geheel in dienst stond van hulp aan de medemens. Dat gold met name voor de tijd van de Japanse bezetting en de periode van de bersiap. Het is verder tekenend voor de persoon van de schrijver dat hij allen die zich in het kader van het Djokjase hulp project voor niet-geïnterneerde landge noten hebben ingezet, alle eer heeft ge geven. Het boek is daardoor ook een monument te noemen voor de mede werkers aan de Kerkelijke Sociale Actie, zoals de in Djokja opererende hulp organisatie genoemd werd. Bij het schrijven heeft Szabó gebruik ge maakt van een aantal stukken die kort na de oorlog door hemzelf en anderen over de gebeurtenissen in Djokja zijn opge steld. Ik meen er goed aan te doen om aan de hand van één van deze documen ten bekendheid te geven aan het werk van de Djokjase hulpdienst, waarvan in de geschiedschrijving op geen enkele wijze gewag is gemaakt. Het desbetreffende stuk behandelt de ja ren 1943-1946 en werd op verzoek van het Centraal Comité van het Neder landse Rode Kruis, afdeling Indonesië opgemaakt. Opgesteld in Batavia en ge dateerd op 24 januari 1947, vormt het een verslag van gebeurtenissen die zich sinds september 1943, het tijdstip waarop het drietal predikanten met wie Szabó in de Kerkelijke Sociale Actie sa menwerkte, door de Japanners geïnterneerd werd. Dat Szabó zelf bui ten de interneringskampen kon blijven was een gevolg van het feit dat hij offici eel nog steeds de Hongaarse nationali- van Groningen voor de studie tandheelkunde in schrijven. Na vol tooiing hiervan vestigde hij zich in Den Haag, waar hij een bloeiende praktijk op bouwde In 1982 door bemiddeling Dr. Geza Szabó Utrecht met dr. Szabó in contact geko men, bespraken wij z'n plan om de her inneringen aan de oorlogsjaren en de tijd daarna op papier te zetten. Aan de tal rijke gesprekken die na de eerste kennis making volgden en die mij inleidden in de wereld van het vooroorlogse Djokja en in de tijd van de Japanse bezetting, be waar ik onuitwisbare herinneringen. 32

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1991 | | pagina 32