l)c U\itt Oh thd/iU Op weg naar de supermarkt in het winkelcentrum zag Paula een Indisch meisje met drie kleine kinderen lopen, de jongste nog in de kin derwagen, en dacht aan haar eigen kinderen. Petra, de jongste, was al getrouwd en had twee kinderen, Pauline woonde samen en Ton... Te jong was hij gestorven. Aanvankelijk was Anton trots geweest dat zijn zoon voor hetzelfde be roep als zijn vader had gekozen maar na zijn ongeluk begon hij zich zelf hoe langer hoe meer verwijten te maken en kreeg hij spijt dat hij Ton niet had aangeraden een ander beroep te kiezen. Een paar jaar terug begon Anton voor het eerst slecht te slapen. Om dat het veertig jaar geleden was dat Nederland bevrijd werd, waren er op de televisie nogal wat oorlogsfilms te zien en vooral als er een film was geweest waarin vliegtuigen voorkwamen sliep Anton onrustig. Iets moest er in het verleden, in de oorlog, gebeurd zijn dat nu weer bij hem boven kwam. Ze had Anton pas na de oorlog leren kennen en over die tijd spraken ze eigenlijk nooit met z'n tweeën. Toen de kinderen nog klein waren vertelde hij wel eens sterke verhalen maar natuurlijk waren dit alleen de verhalen met goede afloop. Nu leek het alsof hij nare dro men had en als ze erover begon, antwoordde hij alleen: ach, laat maar, het gaat wel voorbij. Drie jaar geleden was Ton omgekomen en ofschoon ze het beiden moeilijk hadden met het verlies van hun enige zoon leek Paula het ver driet makkelijker te verwerken dan Anton. Voor een man was een zoon belangrijker dan voor een vrouw, dacht Paula en daarom was het voor Anton zo moeilijk. Natuurlijk was Anton blij met Luuk, zijn oudste klein kind, maar het was anders, Luuk was zijn kleinzoon en niet zijn zoon. Bij de bloemenzaak stopte ze en keek naar de vele planten en bloe men in de etalage. Wat verderop stond een Indische, al met grijs haar, ook naar de etalage te kijken. Toen de vrouw wat dichterbij was geko men hoorde Paula plots: "Eh, Paula! Hoe is het met je? Wat doe jij hier?" "Löh, Dientje!" Dineke, haar vroegere HBS-vriendin, was bij haar dochter op bezoek die pas naar deze stad was verhuisd. De twee vrouwen hadden elkaar veel te vertellen en maakten een afspraak om eens bij te praten. Een week later lieten ze elkaar foto's van de kleinkinderen zien en praatten de jaren bij. Bij het zien van zoveel vrolijke vakantiefoto's van Dineke en haar man, werd Paula een beetje somber omdat zij en Anton al meer dan vijf jaar niet op vakantie waren geweest Anton wilde niet meer vliegen en met de bus wilde hij ook niet gaan, al die mensen de hele tijd om je heen. Anton bleef liever thuis. "Maar je hoeft toch niet ver te gaan, je kunt toch ook in Nederland blij ven!" zei Dineke. Het kostte Paula moeite om Dineke te vertellen over Anton. Ze gingen wel eens een dagje uit, of bleven een weekend bij Petra en Lucien, maar hoe langer hoe meer kreeg ze het gevoel dat Anton zich in een wereld had terug getrokken waarin ze hem niet kon bereiken. Hij luis terde wel naar haar maar met zijn gedachten was hij elders. En de kwade dromen leken erger te worden, 's-nachts zweette hij en kon hij gillen dat Paula er doodsbenauwd van werd. "Vertelt hij over zijn dromen?" Aarzelend antwoordde Paula van niet en dat ze zich soms wel eens een beetje boos maakte, want niet alleen hij sliep die nacht niet, ook Paula's nachtrust ging er aan en het deed haar verdriet omdat ze hem niet kon helpen. "Soms gaat het ook goed, soms slaapt hij een paar weken rustig, maar dan begint het weer". "Ik wil me er niet mee bemoeien, Paula, maar ben je wel eens met Anton naar je huisarts geweest?" "Ja, een paar jaar geleden, toen heeft Anton slaappillen gekregen, maar ja, je kunt toch niet aan de gang blijven met slaappillen?" "Niet voor pillen bedoel ik, maar om te praten". "Ach, een huisarts heeft daar toch geen tijd voor". "En een maatschappelijk werkster of zo, is dat niet iets voor hem?" "Ach, we hebben toch geen echte problemen, we hebben toch een goed huwelijk? Van zijn pensioen komen we aardig rond, we hebben met nie mand problemen..." "Maar Paula, Anton heeft toch problemen met zichzelf? Hij zit met zichzelf in de knoop. En jij kunt hem niet helpen omdat je niet weet hoe hij zich voelt, wat hij vroeger heeft meegemaakt, wat hij ziet als hij droomt en omdat je hem geen pijn wilt doen stop je toch maar met vragen als je merkt dat hij er liever niet over wil praten?" "Waar kan ik dan terecht met hem? Ik zou het niet weten". "Een neef van mij heeft ook problemen gehad en hij is toen ergens naartoe gegaan en ze hebben hem goed geholpen. Veel gesprekken heeft hij gehad en uiteindelijk heeft hij alles kunnen vertellen, het is er uit gekomen weet je, de een kan nou eenmaal beter verwerken wat er gebeurd is dan de ander. Ik zal hem bellen, als ik thuis ben, om het adres te vragen en dan zal ik het je doorgeven". Het viel niet mee voor Paula om Anton zo ver te krijgen dat hij de eer ste stap zette om er uit te komen. Als het niets is, dan niet maar dan heb je in ieder geval geprobeerd, had Paula gezegd. Op een maandagmiddag was het zo ver en zat hij tegenover een Indische jongen aan tafel. Hij vond het wel prettig dat de jongen Indisch was, dat was vertrouwd, de jongen had zijn zoon kunnen zijn. Anton had het formulier keurig ingevuld en vertelde moeizaam waarom hij hier was. Over de nare dromen die hij de laatste jaren had, over Ton's ongeluk, over dat hij zich schuldig voelde, in de oorlog en later weer. De jongen maakte aantekeningen en zei dat hij nu niet in details moes ten treden. In latere gesprekken met de therapeut kon hij alles kwijt, dan was er meer tijd. Anton moest zich er wel bewust van zijn dat het wel een half jaar kon duren voordat ze met de gesprekken tot iets kwamen, maar hij begreep wel dat het een moeizaam en langzaam proces zou zijn. Anton voelde zich al een beetje opgelucht na dat gesprek en betrad twee weken later met een minder zwaar gevoel het gebouw waar hij prettig had gepraat Door de jongen werd Anton uit de wachtkamer ge haald en liep vol goede moed mee naar een kamertje aan het eind van de gang, waar zijn therapeut voor de komende maanden zat Zijn goede moed zonk hem echter in de schoenen toen de jongen de deur open deed en een blond meisje haar hand naar hem uitstak. Wat moest hij nu met een meisje, een kind was het nog, hoe kon zij ver stand hebben van waar hij over sprak! Hoe oud was ze eigenlijk? Hij had helemaal geen zin om haar vragen te beantwoorden en nam zich voor zo weinig mogelijk te zeggen. "U bent Indonesiër?" was haar eer ste vraag. Wat! Natuurlijk niet!, wilde hij antwoorden. Hoe is het mogelijk dat ze zo'n vraag stelt! Rustig blijven, dacht hij, ze is nog jong. Hij haalde diep adem en antwoordde: "Nee, Indisch". "Ja, dat bedoel ik ook". Zeg dat dan, als je dat bedoelt. Weet je het verschil welI kip! Brengen ze de jeugd dan niks meer bij tegenwoordig? Ze stelde vragen waarvan hij niet wist waar ze op sloegen en op een gegeven moment vroeg ze: "heeft u een hekel aan Japanners?" Hoe kwam ze daar nu weer bij! Wat hadden Japanners met hem te maken? Hij had ook niks met Japanners te maken gehad in de oorlog. "Heeft uw familie misschien in een kamp gezeten, ik kan me voorstel len dat dat vreselijke ervaringen zijn en dat u daarom niet aan vroeger herinnerd wilt worden?" Helemaal niet, dacht hij bij zichzelf, niemand van mijn familie heeft in een kamp gezeten. Dat heb ik toch nooit gezegd! Hoe komt ze erbij! Anton zei alleen nog maar ja en nee op haar vragen en toen zijn tijd om was en ze haar agenda pakte voor een volgende afspraak zei hij: "nee, laat maar, ik kan voorlopig niet". Het meisje had er begrip voor dat het niet voor iedereen eenvoudig was, zo'n eerste gesprek, maar als hij de behandeling nu stopte werd hij weer op de wachtlijst geplaatst "Ik wacht wel", was zijn laatste opmerking voordat hij de kamer verliet "En, hoe was het, Ton" vroeg Paula toen hij nog enigszins kwaad thuiskwam. "Je denkt toch niet dat ik daar ooit nog naartoe ga!" 21

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1991 | | pagina 23