24 Giro-enveloppen voor het I.F.A. lil Ergens hoopte Paul altijd op sneeuw met Kerst, maar jaar in jaar uit was de lucht grijs, regende het of waaide het en was de betovering van sneeuwvlokken die uit de lucht vielen ver te zoeken. Nog een klein half uur en dan was hij weer in zijn geboortestad. Paul zag er tegenop om dit jaar naar het jaarlijks kerstdiner bij zijn moeder te gaan. Toen zijn vader nog leefde en hij nog met Joyce sa men was, keek hij altijd uit naar die ene avond in het jaar die hem heilig was. Eerste Kerstdag was voor zijn ouders, op Tweede Kerst dog gingen ze altijd naar Joyce's ouders in Utrecht. Van de zomer was Pa overleden en Joyce was een maand terug bij hem weggegaan na elf jaar te hebben samengewoond. Paul had ei genlijk geen zin in de confrontatie met zijn broers, zusters en aan getrouwde familie die hem ongetwijfeld zouden vragen hoe het nu met hem was en of hij zich wel redde zonder Joyce. Natuurlijk redde hij zich alleen, hij moest wel. Aan kerstcadeautjes deden ze niet, ofschoon hij altijd wel iets voor zijn ouders meenam en voor de kinderen van Francis en Richard, zijn jongere zus en broer. Irma's kinderen waren nu al in de "moei lijke" leeftijd en kregen meer dan genoeg zakgeld om batterijen voor hun walkmans te kopen en Wim's dochter had sinds kort een vriendje, dus of zij dit jaar nog met haar ouders zou meekomen be twijfelde hij. Hij had zijn familie dit jaar niet veel gezien. Te druk had hij het met zijn werk gehad. Toen zijn vader was gestorven besefte Paul dat hij te vaak "nee" had gezegd tegen de autorit van bijna twee uur naar zijn ouderlijk huis. En Joyce had hem voor haar vertrek meerdere malen verweten dat hij ook voor haar geen tijd vrij maakte. Hij was de laatste van de familie die arriveerde en tot zijn vreugde en verbazing zag hij dat Oom Ruud, zijn enige nog in leven zijnde oom van vaders kant, er ook was. Ja, ik heb nu de leeftijd dat ik ook voordelig met de trein kan rei zen!", riep Oom Ruud lachend als reactie op Pauls begroeting. "Zeg, heb ik je al verteld over...". Oom praatte aan één stuk door en tijdens het eten luisterde Paul achtereenvolgens naar de verhalen van Irma, Richard en Francis. Vakantieverhalen, belevenissen met de kinderen, avondstudies, vrij willigerswerk; iedereen had zoveel te vertellen dat hijzelf nauwelijks aan het woord kwam. Maar wat had hij de anderen eigenlijk te ver tellen. Over z'n werk, over hoe druk hij het had, over... dat hij Joyce miste en... dat hij zijn vader... Hij werd opeens erg somber en dacht bij zichzelf: ik ben stom ge weest.. stom... Hij keek naar de fraai versierde kerstboom in de hoek van de ka mer, naar de kerstklok aan de muur met eronder een lint met kerstkaarten, naar een kartonnen kerstman op de kastdeur; hij keek naar de familie die aan tafel, op de bank of in een stoel gezel lig zat te eten en te babbelen... geen Pa... geen... Hij was bang geweest voor dit moment en haalde een paar keer diep adem. "Je bent nog een van de weinigen die rookt, zie ik!" merkte Oom Ruud op toen Paul bij de tweede koffie met een wegwerp-aansteker zijn sigaret aanstak. "Ja, ach...". "Hindert mij niets hoor! Je vader en ik hielden altijd wedstrijden wie de meeste kringetjes kon blazen. Hij had er altijd de pé in als ik een kringetje meer kon blazen. Maar ja, ik ben gestopt hè, toen tante Emma..." Irma onderbrak Oom Ruud om afscheid te nemen en niet lang daarna keerde de rest van de familie huiswaarts op Oom Ruud, Francis, haar man en kinderen na. Terwijl Paul en zijn moeder de laatste afwas naar de keuken brach- ten gingen de anderen alvast naar boven om zich te wassen. "Zal ik ze nog even afwassenvroeg Paul toen hij de glazen en kopjes had afgespoeld. "Ach laat maar, het is al zo laat". Die avond sliep hij in zijn oude kamer op de stretcher omdat Oom Ruud in zijn bed sliep. Toen Paul zich in de badkamer had gewas sen en in zijn kamer terugkeerde stond Oom in pyjama iets in zijn boodschappentas te zoeken. Zal ik het grote licht aandoen, Oom Ruud?" vroeg hij, omdat het schemerlampje op het kastje naast zijn bed niet veel licht gaf. "Nee... ik heb het al gevonden". Net wilde Paul het t-shirt aantrekken waarin hij altijd sliep, toen Oom hem een pakje overhandigde. 'Het is niet veel, Paul, en het is niet echt een cadeautje..." Paul was een beetje verlegen met het pakje, want waarom zou oom hem iets gevenHij maakte het plakbandje los en toen hij het pa pier opende herkende hij zijn voder's zware metalen aansteker. "Toen hij vier jaar geleden stopte met roken heeft hij hem mij gege ven en... ik had hem al eerder..." Paul hoorde Oom's woorden al niet meer. Hoe vaak had hij de aan steker niet in zijn vaders handen gezien. Hoe bekend was het ge luid van die aansteker, dag in, dag uit, 's-ochtends, 's-avonds, eerst het bovenste deel naar beneden en dan "tsk". Als kleine jongen mocht hij zijn vader wel eens een vuurtje geven en toen hij eenmaal doorhad hoe de aansteker werkte, vond hij het prachtig om op ver jaardagen ooms en tantes van vuur te voorzien. Omdat zijn vader de aansteker van een dienstkameraad uit de oor log had gekregen, noemde Paul die aansteker altijd "de aansteker uit de oorlog en beeldde zich als kleine jongen in dat die aanste ker bij zijn vader in het oerwoud was geweest, bij de tijgers en de leeuwen. Pas toen die dienstkameraad onlangs was overleden, hoorde Paul het werkelijke verhaal van de aansteker die zijn vader vlak voor het vertrek naar Holland van zijn vriend had gekregen. Paul klapte het bovenste deel naar beneden, bewoog zijn duim over het wieltje en "tsk", een blauwgele vlam trok de aandacht van zijn ogen. Hij keek op naar zijn oom, die even zijn ogen sloot en licht knikte van "het is goed, ik weet wat je voelt". Giro-afrekeningen: we scheuren de en veloppen open, bewaren de afrekenin gen en gooien de enveloppen weg. Dit laatste s.v.p. niet meer doen. Het Indisch Familie Archief kan die enve loppen, mits netjes opengesneden natuurlijk, heel goed gebruiken voor het bewaren van allerlei kleinere pa pieren met genealogische gegevens. Al die enveloppen komen in speciale bakken en ook door die ordening wordt familie-onderzoek weer gemakke lijker gemaakt. Bewaren dus die enveloppen en wanneer u na verloop van tijd een bundel heeft en in de buurt bent van het I.F.A. aan de Prins Mauritslaan 36 te Den Haag kunt u het afgeven en ons ook daarmee daadwerkelijk verder helpen. Dank, bij voorbaat. D.A.V.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1991 | | pagina 24