Percentage personen geboren in de Indische Archipel per gemeente, 1 januari 1990
'Gemiddeld tn Nederland 1,3%).
1 0.6%
0.6-1.3%
El -3-1.9%
IH 1.9-2.5%
Rozendaal (Gld.) en Voorschoten. In de
twaalf genoemde gemeenten woont
circa 15% van alle "Indische Nederlan
ders", maar nog geen 6% van de totale
bevolking van Nederland. Hieruit blijkt
toch ook dat er nog een grote spreiding
is over de rest van Nederland (zie
kaart).
Lange geschiedenis
Deze informatie over Indische Neder
landers geeft uiteraard maar een mo
mentopname. Het beeld van 1990 is im
mers het resultaat van een lange geschie
denis die begon met de aankomst en
vestiging van de eerste Nederlander in
de Indische Archipel. Vanaf 1619, toen
Jan Pieterszoon Coen hoofd werd van
de factorijen van de Oost-Indische Com
pagnie in Bantam en Batavia, was er een
regelmatig verkeer van personen en van
goederen tussen de Indische Archipel en
Nederland. En zodra de Europeaan in
het oosten was verschenen, deed na
tuurlijk ook de gemengdbloedige zijn in
trede in de wereld; immers, waar volke
ren met elkaar in contact komen, heeft
Eiguur 2 Migratie tussen Nederland en Indonesië 1900-1989
1000
80 r
1900 1910 1920 1930 1940 1950 I 960 1970 1980 1989
Mioratie naar Nederland
Miaratie uit Nederland
seksueel verkeer plaats. In Indië was dit
zelfs al voor 1619 het geval, omdat met
de komst van de Portugezen (circa
15 I Idie werden gevolgd door Span
jaarden en Nederlanders, het tijdperk
van een langdurige en vruchtbare neder
zetting werd ingeluid.
Tot diep in de 19e eeuw bestond de
overgrote meerderheid van de Neder
landse gemeenschap in de Archipel uit
mannen. Rond I860 waren er circa
22.000 Europese mannen en nog
geen 1.000 Europese vrouwen. Om
streeks deze periode gingen de
meeste jonge mannen ongehuwd
naar Indië. Het getrouwd "uitkomen'
was toen of onmogelijk of bezwaar
lijk of er waren allerlei beperkingen
aan gesteld. Het tekort aan Europese
vrouwen was mede oorzaak dat vele
mannen in concubinaat leefden met
een inlandse vrouw. Het gemengde
concubinaat vormde naast het ge
mengde huwelijk een belangrijke oor
sprong van de bevolkingsgroep
Indische Nederlanders. Dat dit samenle
ven niet zomaar werd aanvaard blijkt uit
de verboden in de Compagniestijd en de
door de kerkeraad opgestelde lijsten van
dergelijke "zondaars". Het concubinaat
verspreidde zich echter sindsdien over
diverse lagen van de samenleving en was
rond 1800 wijd verbreid. In het laatste
kwart van de negentiende eeuw nam
het belang van het concubinaat af
mede door de komst van meer vrou
wen uit Nederland en doordat het
wettig gemengde huwelijk vaak in de
plaats van het concubinaat kwam. In
de periode 1880-1895 waren er onder
de Europese bevolking naar schatting
500 vrouwen per 1000 mannen, maar
rond de Tweede Wereldoorlog waren
er evenveel vrouwen als mannen.
Meer dan tevoren kwamen employés
en ambtenaren getrouwd naar Indië of
lieten hun meisje als "handschoentje"
overkomen, d.w.z. het huwelijk werd
bij volmacht in Nederland voltrokken,
waarbij de bruidegom afwezig (in Indië)
was. Hieraan dient te worden toege
voegd dat onder de categorie Europese
vrouwen ook inlandse vrouwen voor
kwamen die deze status hebben ver
kregen door hun huwelijk met een
Europese man.
Hoewel gemengde Christelijke hu
welijken reeds kort na de komst van
de Nederlanders in de Archipel
voorkwamen was het aangaan van
zo'n huwelijk niet een vanzelfspre
kende gebeurtenis, ook niet indien
het ging om een huwelijk met een
Europese vrouw. Vaak werd er geen
toestemming gegeven (zoals voor of
ficieren en kooplieden) en er waren
genoeg beperkingen om van zo'n hu
welijk af te zien. Van het feit dat ge
mengde huwelijken toch meer dan uit
zonderingen waren werd reeds in 1625
in de notulen van de kerkeraad van
Batavia verslag gedaan. Pas na de afkon
diging van de wetgeving van 1848 was
het mogelijk om een gemengd huwelijk
te sluiten tussen een Christen en een
niet-Christen. Velen maakten hiervan ge
bruik om hun concubinaat om te zetten
in een huwelijk, al vereiste dit veel for
maliteiten en kosten. Het eerste ge
mengde huwelijk van een Europese man
met een "onchristelijke" inlandse vrouw
werd in 1849 gesloten. In de tweede
helft van de 19e eeuw nam het aantal ge
mengde huwelijken vervolgens een grote
vlucht. Veelal was zo'n huwelijk vooraf
gegaan door een concubinaat waaruit al
kinderen waren geboren. De Europeaan
stemde meestal met een huwelijk in,
wanneer hij zich uit zijn werkzame leven
terugtrok, in het belang van zijn kinde
ren en ter wille van het weduwen-
pensioen. Gemengde huwelijken geslo
ten tussen een Europese vrouw en een
inlandse man, vormden tot ongeveer
1880 een grote uitzondering.
Definitieproblemen
De Indische Nederlanders vormen een
groep die ruimer is dan het totaal der
Figuur 3. De Nederlands-Indische bevolking in Nederland en in Nederlands lndie sinds
1849
--- Europeanen
(vnl. Nederlanders)
wonend in Ned Indie
In Nederland wonend
Ned Indie Indonesië
geboren
gemengdbloedigen. Het is een hetero
gene groep die niet alleen uit wettige of
wettelijk erkende kinderen van een
Europese vader bestaat, want naast deze
kinderen was er een groot aantal kinde
ren dat hun Europese vader waarschijn
lijk nooit heeft gekend en geen deel uit
maakte van de Indo-Europese groep.
Deze kinderen, geboren uit een concubi
naat, werden gerekend tot de inlandse
bevolkingsgroep. Volgens de Europese
puriteinse ideeën uit die tijd waren bui
tenechtelijke verhoudingen zondig en
kinderen die daaruit voortsproten der
halve kinderen van de zonde. Dat een
groot deel van de Indo-Europeanen niet
erkend was door hun blanke vader bleek
bij voorbeeld uit het feit dat zij na de on
afhankelijkheid van Indonesië volgens de
optiewet automatisch Indonesiër wer
den.
Tot de bevolkingsgroep Indische Neder
landers behoren echter ook Europese
"totoks" (volbloed Europeanen, vooral
Nederlanders), die zich door hun verblijf
in de Archipel en hun affiniteit met het
land rekenden tot en beschouwden als
Indische Nederlanders of Indo-Europea-
(lees verder volgende pagina)
29