ALLES HEEFT ZIJN TIJD Ik ben op weg naar de graven van mijn opa en oma van vaders kant. Ik ben er nooit eerder geweest, maar bet verlangen om erheen te gaan werd steeds sterker en nu is bet dan eindelijk zover. Ik zal vast moeten zoeken, denk ik, eti dan maar hopen dat het nog bestaat. Intussen is het nog niet zover. Wij stoppen voor een lunchpauze. Ik kan geen hap door mijn keel krijgen en drink alleen een groot glas warme thee. "Suiker??" "Nee, zonder suiker, terima kasih". Daarna film ik wat winkeltjes en huisjes, aangestaard door velen. Ik vraag me af of ik nu in hun ogen een orang asing ben omdat ik sta te filmen en te fo tograferen of omdat ik vanwege een iets lichtere huidskleur toch opval. Ik spreek het vrouwtje dat pisang goreng verkoopt in het Indonesisch aan en ze lacht ver rast. De pauze is voorbij, iedereen stapt in en we rijden verder. Ik heb geen behoefte aan een praatje met mijn begeleider, wil liever wat verder mijmeren. Ik mis mijn zoon. Ik wou dat hij daar naast mij zat. Zoon, onderga dit land eens, voel de warmte, ruik al die geur tjes, kijk naar die lachende gezichten met die gave spierwitte tanden of met tanden die totaal verkleurd zijn door het ge bruik van sirih of het helemaal ontbre ken van tanden, maar toch, die glimlach! Misschien begrijp je het heimwee van mijn generatie dan beter. Het landschap, het eeuwig wisselende landschap. Plotseling rijden wij heel dicht langs de zee. Natuurlijk, het plaatsje waar ik heen ga ligt aan de kust. En dan, dan zijn wij er. Ik laat eerst de anderen uitstappen, omdat ik bewust die stap wil zetten op de grond waar eens mijn grootouders en mijn vader hebben gelo pen. Later hoor ik dat de straat waar mijn hotel aan ligt nog practisch onveranderd is. Ik ga als eerste naar de pastorie. En dat blijkt een goede eerste stap. Het ligt niet in mijn bedoeling u alle stappen van mijn zoektocht voor te schotelen. Maar ik wil u wel vertellen dat ik het graf gevonden heb. Een ieder die ooit op zoek is gegaan naar zijn/haar "roots" kan zich voorstel len wat ik voelde toen ik daar aan dat graf stond. "Hier ben ik opa en oma, Uw kleindochter uit Holland" Terug in het hotel bel ik het goede nieuws tegelijk naar mijn zus. Zij heeft ook goed nieuws. En wonderlijk nieuws ook nog! Bijna tegelijkertijd dat ik daar het graf vond, stond er bij haar iemand op de stoep, iemand die een link vormt met een persoon naar wie wij tientallen jaren hebben gezocht en nu pas gevon den. Dat verhaal wil ik U niet onthou den. Toen ik op een vliegveldje op aansluiting wachtte, raakte ik in gesprek met een In donesisch echtpaar. De gewone vragen: "Van waar? Waarheen?" Het werd een heel geanimeerd gesprek en zij gaven mij hun adres, want zij bleken ook nog in dezelfde stad te wonen als mijn zus. Ik gaf hun mijn naam en logeeradres en toen zij mijn naam lazen (we zaten in middels in het vliegtuig) zeiden zij ver baasd: "Maar wij kennen iemand met die naam. Hij is getrouwd met een nichtje van ons". Mijn hart begon te bonken. Zou het echt...? Ja, het was echt zo. Mijn zus kreeg zo snel mogelijk naam en adres van de firma en persoonlijk adres en als ik terug zou zijn zouden wij er samen heengaan. Hoe dikwijls denken wij niet: "Waarom is mijn gebed nu pas verhoord?" Natuurlijk vroegen wij ons dat ook af. Is het omdat wij er nu pas klaar voor zijn? Mijn wens is vervuld, ik heb het graf ge vonden en afspraken gemaakt over het onderhoud met de zusters van de pasto rie en ik neem afscheid van mijn begelei der. Het volgende stukje kan ik meerij den met een van de zusters. Heerlijk comfortabel (dacht ik nog) in een perso nenauto. Na ongeveer twintig kilometer: panne. De machine raakt oververhit. Wij krij gen zomaar hulp, alles lijkt in orde, dus daar gaan we weer. Na een paar kilome ter weer hetzelfde. Zuster besluit reso luut dan maar met de bus te gaan. Die komt er notabene net aan en bepakt en gezakt rennen we naar de overkant. De bus is vol, zuster krijgt vooraan nog een plaatsje, maar ik moet voor op het dwarsbankje bij de chauffeur zitten. Wat ik helemaal niet erg vind, want nu zit ik hoog en kan alles beter zien. Ook de waaghalzerige inhaalmanoeuvres! Ik hield soms echt m'n adem in. Toch heeft dit inhalen wel enig systeem. Via tekens van de (vracht)wagen voor ons en die van de bijrijder annex conducteur begint de buschauffeur in te halen. Ik kijk ach terom. Sommige mensen zitten rustig te dommelen. Ik vind dat ik toch maar be ter wakker kan blijven, want de deuren ontbreken en bij elke scherpe bocht naar links of rechts moet ik me schrap zetten. Maar het landschap, dat vergoedt veel. Helaas heb ik niets van die rit vast dur ven leggen op film of foto, daarvoor was mijn plaats toch te gevaarlijk. Er wordt overal gestopt waar er maar passagiers lijken te staan en met veel "Mbah" en "Mboh" worden de vrouwe lijke passagiers naar binnen gehesen. Dan maakt de conducteur weer een rondje, het is mij een raadsel hoe hij onthoudt wie en vanwaar. Ik moet dan bijzonder alert zijn want met hem voor mij voelde ik me toch nog enigszins beschermd. Zuster meent door af en toe bescher mend een handje op mijn knie te leggen mij ervoor te kunnen behoeden onver hoeds eruit geslingerd te worden. Dan, als wij ergens langer dan twee seconden stoppen, komt er een andere conduc teur binnen. Er is een plaatsje achter mij vrij gekomen en hij beduidt mij dat ik daar moet gaan zitten. Jammer vind ik dat. Ik probeer nog te doen of ik hem niet versta, maar een wijzend vingertje moet ik wel begrijpen, dus.... En verder gaat het weer. Bij elke gele genheid komen er venters binnen met allerlei koopwaar, soms jochies van een jaar of tien. Altijd met een lachje op hun gezicht bungelen zij hun koopwaar voor je neus, variërend van pakjes kacang, zakjes met gekleurde stroop, u weet wel, rose, groen, geel. Allerlei koek en snoep. Als wij dichtbij Poerwokerto zijn, spreekt zuster met mij af wie het eerst uitstapt met welke tas. En ik, die o zo zelfstandig wilde reizen, blijf vlak achter zuster lopen die met haar sluier toch nog een bepaald respect afdwingt. Ik be sluit de volgende keer ook maar in zusterskleren rond te reizen. In de volgende bus die ons naar ons voorlopig einddoel zal brengen, moeten wij een tijdje wachten. Onze wachttijd wordt verkort doordat er een mannetje met een gitaar binnenkomt en eerst gaat uitleggen waarover de liedjes gaan (flar den van de uitleg kan ik verstaan) en naast mij zucht zuster zachtjes: "Oh, he mel!" Maar het gaat toch door. Dan kondigt de zanger aan dat hij helaas alweer bij het laatste lied is beland (ik kan me zo voorstellen wat zuster denkt!) en dan gaat hij met de pet rond, in dit geval een leeg margarineblikje. Er komt nog een vrouwtje aanhollen met manden en dozen en zij moet ach terin een plaats zoeken. Die is er eigen lijk niet meer, maar er wordt geschoven en gedaan - ik volg dit alles met belang stelling - en ze zit. Nu zit dus een man 32

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1991 | | pagina 32