die eerst met zijn benen comfortabel
recht vooruit zat, met zijn benen zij
waarts, een vrouw heeft haar dochtertje
op schoot genomen en de vrouw van de
pakken en dozen zit op driekwart bil. Al!
Rijden maar. Dat meisje begint na een
paar uur te dreinen. Ze is even stil en
dan begint ze weer. De chauffeur draait
zich schuin naar mij en zegt: "Barangkali
masuk anginDit wordt doorgegeven
naar achter en als ik een blik achterom
werp zie ik dat het kindje in een sarong
wordt gewikkeld. Einde huilpartij.
Ergens onderweg wordt een brug gere
pareerd. Het noodbruggetje lijkt me wel
erg wankel, maar met veel geroep en ge-
wenk rijden wij erover. Aan de andere
kant staat een rij te wachten. Ook aan
deze tocht komt gelukkig een eind en na
aankomst in het zustershuis krijg ik
een kamer aangewezen, een hand
doek en ik kan heerlijk baden.
Overal waar ik in kloosters heb ge
slapen, is me vooral bijgebleven de
warme ontvangst en het is overal
brandschoon en koel. Aan het laat
ste klooster waar ik overnachtte is
ook een kostschool verbonden en
natuurlijk heb ik met de meisjes
een praatje gemaakt. De meesten
uit dat groepje willen of in het on
derwijs of in de verpleging.
Voor ik ga slapen loop ik nog even
door de kloostertuin onder een
schitterende sterrenhemel. Dit had
ik nu niet moeten doen, want er
komt toch even een gevoel van
heimwee.
Niks ervan! Ik zend een groet naar
de personen die mij lief zijn via de
"sterren-sateliet" en luister naar
de nachtgeluiden van krekels en
andere diertjes, een gamelan in de
verte, de geuren van eten en bloe
men. Om tien uur 's avonds eet ik
samen met zuster nog bami goreng
van de straat, heerlijk gewoon. In
een pisangblad, want, legde zij me
uit, dan hoeft de zuster van de
keuken niet gewekt te worden.
Wat wonderlijk dat wij hier samen zitten
te eten. Wie had dat nu een paar dagen
geleden gedacht. Ik zeker niet, is het dan
echt allemaal zo toevallig of is er Iemand
die dat voor ons regelt?
Ik vertel haar over mijn ontmoeting op
het vliegveld van een week geleden en
wat ik daardoor te weten kwam. Toen
vertelde zuster mij haar levensverhaal.
Toen zij werd geboren was haar vader
helemaal niet blij met haar en haar moe
der kreeg de opdracht haar weg te ge
ven en liefst zo snel mogelijk. Natuurlijk
is dit voor geen moeder op te brengen.
Maar uit liefde voor dit kind begon ze
toch om zich heen te kijken. Zij kende
een Hollands gezin, waarvan zij wist dat
er behalve een jongen van een jaar of
acht ook nog een meisje was van vijf. Zij
kende de moeder en haar vertrouwde
zij haar verdriet toe.
U begrijpt het al; in dit gezin werd zuster
de tweede dochter. Zij heeft heel lang
niet geweten dat haar moeder haar al
die jaren op de achtergrond volgde. Zo
groeide zij op in dat gezin. Zij was dol
op haar vader die zij ook "vader" noemt
als zij over hem spreekt, maar over mijn
"pleegmoeder".
"Ik hield ook heel veel van haar, hoor.
Maar mijn vader! Als hij thuis kwam
droeg hij mij rond. Ik, met de armen om
zijn hals met mijn gezicht tegen zijn nek.
Soms vond ik dat hij een beetje vies
rook. Hij had twee geuren, als hij van
zijn werk kwam en na het baden. En mijn
zusje sjouwde ook altijd met mij rond. Ik
bleef namelijk lang heel klein en dan
pakte zij me snel op, dan was ze vlugger
waar ze wezen moest. Het verbaast me
dat ik niet een verwend nest ben gewor
den". Aan de buurtkinderen wordt ze
trots voorgesteld als "mijn zusje", maar
die zeiden: "Ach, dat is je zusje helemaal
niet, zij heeft pikzwart haar". Pikzwarte
handen waste je weer schoon dus....
Zuster zette een keel op want in die tijd
had je (nog?) geen babyshampoo en
moeders zijn beslist handiger als het
erom gaat de zeepsop uit de oogjes te
houden.
Dit was een goede gelegenheid om aan
beide meisjes uit te leggen hoe het zat.
Het gesprek eindigde met de vraag van
het oudere zusje: "Maar kun je mijn ha
ren dan niet zwart maken?
Haar vader overleefde de oorlog niet en
als haar moeder met haar broer en zus
naar Nederland terugkeert, treedt zij in
een klooster. Het afscheid was moeilijk
maar:"... Ik had voor mezelf geen keus.
Ik moest dit doen".
Het kontakt per brief is het enige dat
over is. Haar moeder en broer sterven
kort na elkaar. Kontakt per brief valt
ook weg vanwege de politieke situatie,
maar is de laatste jaren gelukkig weer
hersteld. Haar zusje schrijft dat haar ge
zondheid niet zo goed is en dat ze heel
erg op een weerzien hoopt. Maar hoe?
Zelfs al wil haar zusje de reis be
talen, zij krijgt geen toestemming
van moeder-overste.
Ze heeft het moeilijk met het feit
dat er geen verdere familie is die
zij kent. En van haar echte ouders
is niets bekend. Het beetje dat zij
weet, is niet voldoende voor een
speurtocht. "Ik was niet meer
boos op mijn vader", zegt ze. "De
oude Chinese traditie was zo. Ik
wilde weten of ik uiterlijk of in
nerlijk ook een beetje op hem
leek. Broers of zusjes heb ik niet,
want na mij zijn er geen kinderen
meer gekomen".
Tot zij op een dag bij moeder
overste wordt geroepen. Zij is
uitgekozen voor een bepaalde op
dracht in Rome.
Rome! Europa! Nederland (mis
schien?
Ja. Ze mag na afloop een week
naar haar zus toe. Veertig jaren
waarin ze was blijven vertrouwen
op een weerzien waren voorbij.
Even bekroop haar de menselijke
gedachte: "Waarom nu pas?"
Maar ze is van nature een vrolijke
lachebek en deze gedachte veran
derde in: "Gelukkig nu al!" Veer
tig, een magisch getal. Bij mij duurde het
ook veertig jaar voor ik een spoor vond
van iemand die ik graag terug wilde zien.
Door een stom toeval. Een praatje op
een vliegveld, uitwisselen van namen en
adressen en dat was het begin.
Samen lopen zuster en ik tegen midder
nacht door de kloostertuin. De geur van
bloemen, de klanken van een gamelan in
de verte. Geen sprookje, maar wel
sprookjesachtig.
"There is a time and a place for
everything". En samen lopen wij het ka
pelletje binnen.
MARIJCKE DE SWART
33