(O
Toen ik in 1934 in Samarinda aankwam als jongste employee van een
van de grote handelshuizen, was de plaats eigenlijk niet meer dan een
opengekapte plek in het oerwoud en de moerassen om de Mahakam rivier.
Waarschijnlijk niet zo erg als Mevrouw Ducelle 's Sampit, maar het was
toch eigenlijk maar een moddergat. Het bijzondere was echter dat we er
een uiterst prettige sametüeving hadden; het was één grote familie, af en
toe met kleine onderlinge ruzietjes, maar die werden meestal gauw bijge
legd. Veel vertier was er niet, behalve gezelligheid bij elkaar thuis en, na
tuurlijk de Soos, de Koetei Club, waar geregeld dansavonden werden ge
houden.
BORNEO
door E.G. Frangenheim
SAMARINDA
Bij de voorbereidingen daarvan waren
wij vrijgezellen meestal aanwezig, met
onze honden natuurlijk, die mij overal
volgden. Eén van de voorbereidingen be
stond daarin dat de mandoer, om de
houten vloer wat gladder te maken voor
de dansers, enige blikken Quaker Oats
uitstrooide. De honden liepen daarbij
trouw achter hem aan en likten een deel
van de havermout op. Ik heb nooit
klachten gekregen dat de vloer niet glad
genoeg was.
Verder was er natuurlijk tennis en
zondagmiddags voetbal. En dat was dat.
Een zwembadje werd pas een paar jaar
later gebouwd.
De meeste huizen en toko's waren van
hout en dus erg brandbaar en om de zo
veel jaren brak er een grote brand uit in
de Chinese bazaar, speciaal gedurende
de crisisjaren. Het was dan altijd: "Lam-
poe djatoh, boekoe terbakar", hetgeen
een plausibel excuus was dat de olielamp
was omgevallen en alle boeken in de
brand verloren waren gegaan. Voor de
assuradeuren natuurlijk een hele klus om
de schade vast te stellen en de vergoe
ding te bepalen.
Behalve de brandweer van het B.B. had
mijn maatschappij haar eigen machine.
Eens in de zes maanden hadden we
brandweeroefeningen bij ons kantoor en
dan spoot het apparaat dat het een lust
was om naar te kijken. Ons hele perso
neel deed mee en een ieder had zijn
vaste taak, al was het alleen maar om
het apparaat te helpen duwen naar de
eventuele plaats des onheils. Als com
pensatie was het inheemse personeel
vrijgesteld van belasting betalen, dus dat
maakte onze brandweer erg populair.
Ongeveer vier of vijf maanden na mijn
aankomst in Samarinda werd ik 's nachts
gewekt met getrommel op mijn deur en
zag ik onze Chinese hoofdboekhouder,
vermomd in een grote witte pet en don
kere bril, met een ernstig gezicht voor
me staan: "Puur, 'neer, puur". Slaapdron
ken als ik nog was, moest ik even den
ken wat hij bedoelde, maar "puur" is
"vuur" en dus begreep ik dat er ergens
band moest zijn. Dit bleek inderdaad het
geval en dit maal was het gelukkig niet in
de pasar, maar een Chinees huis net
daarbuiten. Het moment was natuurlijk
goed gekozen, nl. met laag water van de
Mahakam en alle sloten die Samarinda
doorkruisten waren droog. Dus was er
niets dat we konden doen en daar ston
den de twee machines, die van het B.B.
en de onze, broederlijk naast elkaar
voor het huis dat tot de grond toe af
brandde. Het H.P.B. dat zijn actie leidde
maakte nog een paar schampere opmer
kingen over onze "poffertjeskraam" en
wij moeten iets onvriendelijks terug
gezegd hebben, zodat besloten werd
onze vetes 's avonds in de soos af te
drinken.
Ik woonde in de maatschappij-mess die,
zoals de meeste houten huizen, op palen
gebouwd was, aan de oever van de
machtige Mahakam en ik kocht al gauw
een kleine prauw voor een paar gulden,
waarmee ik veel plezier had. Later ook
nog een zeilbootje. Daar de rivier een
deel van de dag stroom-op vloeide bij
hoog tij (Samarinda was nog geen hon
derd kilometer van de zee verwijderd),
was dat de beste tijd om te zeilen, want
wanneer de wind opeens ging liggen, dan
kon je altijd terugdrijven. De beste kans
was als er een plotselinge onweersbui
kwam opzetten. Dan vlug de zeilen ge
hesen en de rivier op, stroomopwaarts
natuurlijk. Meestal was de storm binnen
een half uur voorbij. Een beetje riskant
misschien, maar als je jong bent "apa
boleh boewat!"
Dé grote jaarlijkse gebeurtenis was de
uitnodiging van de B.P.M. die in Sanga
Sanga (Dalem) een groot boorterrein
had van waaruit de olie in pijpleidingen
naar de raffinaderij in Balikpapan ge
pompt werd. Een groepje Samarindanen
en ons voetbalelftal waren altijd welkom
en 's morgens vroeg, op een zondag,
klommen we dan aan boord van de mo
torboot die was gestuurd om ons op te
halen. Natuurlijk reciproceerde Sama
rinda eens per jaar, hoewel wij nooit de
faciliteiten hadden als de B.P.M. Als we
de stroom mee hadden, waren we bin
nen twee uur in Sanga Sanga. Met hoog
tij duurde het langer.
Als eerste punt op het programma werd
steeds opgetrokken naar de schietbaan
en was het schieten geblazen voor de
liefhebbers, de dames inbegrepen.
Daarna op naar het zwembad, voor ons
een ongekende luxe. Na een energieke
zwemparij, afkoelen op het terras met
de nodige verfrissingen. Dan naar de
prachtige soos waar we onze ogen uit
keken en ons te goed konden doen aan
een uitgebreide nasi-goreng. Ik was
steeds één van onze voetballers die 's
middags de strijd moesten aanbinden te
gen het B.P.M. elftal en gelukkig waren
onze gastheren zo voorkomend om
voor een korte rust voor ons te zorgen
achter het toneel, waar we op matras
sen konden bijkomen van het genotene.
Ten slotte om vier uur het hoogtepunt
van de dag: de voetbalwedstrijd op een
goed veld met een echte tribune! Het
peil was over het algemeen niet slecht.
Samarinda had zelfs Klaassen, de gewe
zen goalkeeper van het Ned.-Indisch elf
tal onder zijn leden.
Na afloop van de wedstrijd weer terug
naar de soos, die nu op volle toeren be
gon te lopen en alsmaar voller werd. De
stemming werd steeds vrolijker en het
duurde niet lang of een paar B.P.M.-ers
hieven hun koor aan van:
"Sanga Sanga Dalem,
Jij neusje van de zallem"
enz. Wie kent de rest van dit mooie
lied?
38