DE KANDIDATENZIEKTE en nog wat anders door J.A. Stolk, huisarts Je kan je afvragen waar dat "kandidaten" op slaat. Is het de kandidaat voor een hartinfarct of een ernstig maaglijden omdat de angst daar is zulke gruwelijkheden onder de leden te hebben. Je haalt je dat dan ook prompt op de hals. Het hebben van so res, het tobbend door het leven gaan is een ernstige vorm van stress. Een grote stress-factor verzwakt, ruï neert je lichamelijk afweersysteem en ja hoor, pats!, dodelijk ziek. Ik maak geen morbide ziekelijke) grappen. Het is gewoon zo! Het ontaarden van zo'n kandidatenziekte in een ernstig lijden zie je nog al eens bij "de leek", die veel leest in voorlichtingsboekjes of leest en luis tert wat dokters te schrijven en te ver tellen hebben in kranten, tijdschriften of televisie- en radioprogramma's. Heb je (nog) niets en zeur je niet over je angsten ik-weet-niet-wat te hebben, dan krijg je het nog wel, wanneer je te veel en te lang je oor naar dat soort zaken te luisteren legt. U en ik kennen dat "ge voel" van: Hé, dat heb ik ook. Een nauwelijks meer te corrigeren waan idee ernstig ziek te zijn, wordt eerst een obsessie. Daarna wordt je (echt) patiënt, stress sloopt je krachten, maakt je so ciaal leven kapot, dan ben je echt ziek. Je omgeving denkt meestal bijzonder hard en zakelijk over jou. De man/ de vrouw met die oeverloze klaagverhalen heeft nu, (gewoon) waar hij of zij altijd meende slachtoffer van te zijn, gekregen. Meestal bedoelen wij met de kandidatenziekte het z.g. kandidaten- syndroom. Wij spreken dan over a.s. medici, die na hun kandidaatsexamen (zo was dat tenminste in mijn opleidingstijd) de pathologie (de ziekteleer) op de col leges kregen gedoceerd. De kandidaat-arts stampt zijn arme hoofd vol met al die symptomen, waar je achter kan komen door het waarnemen en vragen (de anamnese), het voelen (palpeten) en luisteren (ausculatie) met de stethoscoop. Waar, hoe? en wan neer. In grootte en in kleur en dan in eens ziet hij of zij deze rode pukkels op de buik. Dan wordt er niet gedacht aan muggebeten maar aan petechiën. Petechiën zijn kleine, rode vlekken in groepjes bij elkaar, die zich vertonen bij o.a. een leukemie. Er zijn wat "foefjes" in zo'n geval om een petechie van een muggebeet te onderscheiden of van een ander soort rode vlek, maar daar wordt niet aan gedacht en de paniek slaat toe. Nu loop je niet lange tijd met dat lood zware gevoel rond van: Heb ik misschien leukemie? Heb ik, ik weet niet wat!? Help mij! Je wordt als aanstaand arts getraind lo gisch te denken en te kunnen handelen en dan weet je ook dat om achter het verschil tussen een petechie of een "rode vlek sadja" te komen je heel koel en rationeel moet denken en handelen en dat doe je dan ook. Maar het steeds weer denken: Hé! die dingen heb ik ook bij mij gezien, gevoeld, beluisterd, mat af. Leidt af en is absoluut fnuikend voor je studie-resultaten. Die "leek" of die aankomende dokter, die steeds maar blijft tobben over: Heb ik dat of heb ik dat niet, ontwikkelt zich een phobie. Meestal loopt het wel los en komt het niet "zover". Mensen leren op den duur te relativeren en kunnen zich tijdig ook corrigeren. Maar leidt het kandidatensyndroom tot een phobie, dan is de persoon een ziek mens. Ziekmakende situaties door uit de hand gelopen emoties. Oncontroleerbare angst, woede, verdriet, maakt niet alleen ziek maar ruïneert ook het sociaal-maat schappelijk- en ook het gezinsleven van de persoon. Het is natuurlijk niet alleen de phobie, die zo desastreus in iemands leven kan ingrijpen. Andere emoties met diepe sporen in het leven kunnen dat ook. Het heimwee bijvoorbeeld of de boosheid of het verdriet. Vooral de boosheid, de woede en de agressie zijn affecten, die een impuls kunnen geven aan ons leven als mens. Het verdriet brengt stilstand en maakt dood. Een dier met verdriet sterft onherroe pelijk. Een mens met verdriet wordt, wanneer hij zijn rug niet recht en zijn omgeving uitdagend in de ogen blijft kijken, een "oude zeur", een klager, een zielepiet. Laten we het nog even hebben over de phobie en dan praten wij nog verder over die andere emoties. Een phobie is een ziek makende, irreële angst. Een ziekelijke angst dus. Vaak is het een "oppervlakkig" verschijnsel, dat kan worden weggepraat. Men kan wijzen op het bizarre of de onmogelijkheid van de ingebeelde calamiteiten, die de per soon op bepaalde plaatsen of onder be paalde omstandigheden kunnen bedrei gen of overkomen. Het is onzin! Maar hoe krijg je dat over? Hoe "sein" je dat over? Het eerder genoemde wegpraten en de spontane veranderingen ten goede die laten zich nauwelijks realiseren. Een phobie is pathologie en kan vaak zo ernstig zijn, dat specialistische hulp noodzakelijk is. De phobieën, de angsten gaan samen met depressieve klachten, hyperventila tie, stress en relatieproblemen. Het is geen uitzondering dat de phobische mens naast de psychologische hulp in de vorm van b.v. gedragstherapie ook psy chiatrische steun nodig heeft. Eigen schuld, dikke bult, ik had het er al eerder over, is het oordeel van de omgeving van de phobische mens, die a.g.v. zijn phobieën patiënt is geworden. Alleen maar denken aan rampen en ver velende zaken, nooit optimistisch zijn. Het is een hard en ik denk onjuist oor deel over die angstige mens. Die tome loze, negatieve emoties liggen wellicht besloten in een karakterstructuur, de omstandigheden waaronder en mis schien wel in de leeftijd of het geslacht van de phobische mens. De angst kanker te hebben is een veel voorkomende phobie. De z.g. carcinophobie. Ik kan 99% van deze phobische mensen direct "geruststellen" in die zin, dat bestaan de klachten langer dan één jaar, dan zal je best wat hebben aan je buik, je borst, je botten, je spieren of je geslachtsorganen, maar kanker heb je zeker niet. Onbehandelde kanker na één jaar heeft je lichaam gesloopt en je bent te moe om je stoel uit te komen en eten doe je al een poos niet, zodat je vermagerd bent tot op het bot. Die resterende één procent heeft toch kanker en merkt daar na één jaar niets van, maar dat een van ons daartoe zou kunnen behoren, die kans is uit te drukken in millieprocenten van millieprocenten en 18

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1992 | | pagina 18