Twee eeuwen archeologie in Ned.-lndië - Indonesië DE STAAT, DR. L. DE JONG EN INDIË Het begin van de belangstelling voor de oudheden in Indonesië dateert van het einde van de 18e eeuw, wanneer men aandacht begint te krijgen voor de Javaanse oudheden uit het Hindoe-Boeddhistische tijdperk (4e-l6e eeuw). De eerste auteur, die een overzicht geeft van de in die tijd bekende oudhe den, is Sir Thomas Stamford Raffles, luit.-gouverneur van "Java en onderhorigheden" ten tijde van het Engelse Tussenbestuur (1811-1816) Raffles had een diepe belangstelling voor Java's verleden en de neerslag hiervan verscheen in zijn "The History of Java" in 1817. Anderen in de 19e eeuw die zich met deze materie bezighielden, waren de twee predikanten W.R. van Hoevell en J.F.G. Brumund. In 1845 vonden de eerste experimenten plaats met het fotograferen van oudhe den, die geen al te bevredigend resultaat hadden. In de tweede helft van de 19e eeuw besloot de Indische regering de belangrijkste oudheden fotografisch vast te leggen. In de zestiger en zeventiger ja ren fotografeerde I. van Kinsbergen en aan het einde van de eeuw de bekende K. Cephas archeologische objecten. Ook de inventarisatie van oudheden werd voortgezet. In 1862 kreeg Brumund op dracht van de Indische regering een be schrijving van oudheden te maken en in 1891 verscheen een lijst van de oudhe den op Java van de geoloog R.D.M. Ver beek. Een belangrijk moment voor de beoefening van de archeologie in Indië was de oprichting in 1885 in Yogjakarta van een Archeologische Vereniging op iniatief van J.W. IJzerman, die toen als in genieur was verbonden aan de Spoorwe gen. In 1901 werd de Commissie in Ned.- lndië voor Oudheidkundig Onderzoek op Java en Madoera in het leven geroe pen. Haar taak was "Het samenstellen van archeologische en architectonische beschrijvingen van de oudheden op Java en Madoera, het in tekening brengen, dan wel fotograferen dier oudheden, het vervaardigen van afgietsels en het aange ven van middelen om de monumenten voor verval te behoeden". De commissie publiceerde driemaandelijkse rapporten en begon met de aanleg van een foto collectie. De eerste voorzitter was J.L.A. Brandes, zijn opvolger N.J. Krom, de eerste die de leerstoel "Archeologie en oude geschiedenis van Ned.-Indie" aan de Universiteit van Leiden bezette en die een monografie over de Borobudur schreef. De restauratie van de Borobudur, die in de jaren 1907-191 I werd uitgevoerd on der leiding van de genie-officier Th. van Erp, was een mijlpaal op oudheidkundig gebied in Ned.-lndië De in 1913 opge richte Oudheidkundige Dienst in Ned.- Indie had een ruimere taakomschrijving dan eerdergenoemde Commissie: "de inventarisatie en... het toezicht op de oudheden in Ned.-lndië, zowel op die van Hinduse en Mohammedaanse als op die van Nederlandse oorsprong, de beraming en uitvoering van maatregelen om die oudheden voor verder verval te behoeden, het doen van opnamen en opmetingen en verder in het algemeen het oudheidkundig onderzoek in de ruimste zin, ook op epigrafisch gebied." Deze taakverruiming bracht met zich mee, dat de aandacht sedertdien niet uit sluitend meer was gericht op Java en Madoera, maar ook op de andere eilan den. Met name op Bali werd belangrijk archeologisch onderzoek gedaan. De Dienst gaf vier kwartaalverslagen per jaar uit en de fotocollectie van de Com missie groeide uit tot meer dan 20.000 foto's. Van deze collectie wordt een set in Leiden bewaard, een tweede set in Jakarta. Als hoofden van de Oudheid kundige Dienst fungeerden achtereen volgens N.J. Krom, F.D.K. Bosch en W.F. Stutterheim. De leiding van de Oudheid kundige Dienst kwam in 1942 in handen van Japanse dienst hoofden. Na de oorlog waren V.R. van Romondt en A.J. Bernet Kempers ach tereenvolgens hoofd van de Dienst, die dan wordt omgedoopt in Oudheid kundige Dienst in Indonesië en na de souvereiniteitsoverdracht in 1949 in Dinas Purbakala Republik Indonesia. Het eerste Indonesische hoofd van de Dinas Purbakala werd in 1953 R. Soekmono, gespecialiseerd in de Hindoe- Boedhistische periode. Het tegenwoor dige hoofd is Hasan M. Ambary, specia list in de Islamitische oudheden. In 1975 kreeg de Dinas Purbakala een andere naam (Pusat Penilitian Purbakala dan Peninggalan (Arkeologi) Nasional (Natio naal Onderzoekscentrum voor Archeo logie), dat zich vooral met het archeolo gisch onderzoek bezighoudt. Sedert het einde van jaren zestig ver schijnen vele kleine publicaties en gro tere werken op oudheidkundig gebied. Momenteel wordt aan drie Indonesische universiteiten archeologie gedoceerd. Behalve met Nederlandse onderzoekers, is er veel samenwerking met vakgenoten uit Australië, Engeland, Frankrijk, India, Japan, Thailand en de Verenigde Staten. De laatste tijd werden er enkele belang rijke vondsten op archeologisch gebied gedaan (zie Moesson 15 nov. 1991Ont dekking van tempel op de Semeru, en de Eind februari a.s. verschijnt bij UITGEVERIJ MOESSON het boek Het proces van het Comité Geschiedkundig Eerherstel Nederlands- Indië tegen de Staat der Nederlanden over deel I IA van "Het Ko ninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog" geschreven/samengesteld door RALPH BOEKHOLT. De ruggegraat van dit ca. 320 pagina's tellende gebonden boek wordt gevormd door de belangrijkste processtukken van de strijd tegen de bewust eenzijdige en negatieve rijksgeschiedschrijving over het voor oorlogse Nederlands-lndië. Verder wordt in het boek aangetoond hoe dr. L. de Jong vanuit een monopoliepositie heel bewust zijn oordeel over het leven en werken van mensen in Indië tot een zwarte blad zijde heeft weten te verheffen in de geschiedenis van Nederland. Tot slot is in het boek een beschouwing opgenomen van dr. Th. Stevens. De prijs zal 69,50 bedragen, porto ca. 7,Reservering nu reeds mogelijk d.m.v. een briefkaart aan Moesson, Prins Mauritslaan 36, 2582 LS Den Haag. 4

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1992 | | pagina 4