Fragment 12 (Uit: M. Bloem, Matabia of een lange donkere nacht (Amsterdam 1990): a. "We moeten een beslissing nemen", zei mijn moeder. "Mijn vrienden blijven hier. Mijn familie blijft hier. Wat moet ik in dat kouwe kikkerland?" "Het is ook jouw land. Jij hebt ook Nederlands bloed. Je zult zien dat de familie ook gaat. Misschien niet nu, maar later. Als ons kind een goede opleiding krijgt, zal het in Ne derland nooit van de honger omkomen." "Die Hollanders mogen ons niet. Ze kijken op ons neer. Ze zullen ons als voetveeg gebruiken." "Dan zuilen wij ze wel laten zien dat daar geen reden voor is. Dat wij wèl manieren kennen. Wij zullen ervoor zorgen dat ze niets op ons aan te merken hebben. Wij hebben er net zo goed recht op om in Nederland te wonen." (pag. 7) b. "Erica is heel jaloers dat ik vriendin met Iris ben. Ze zat allemaal van die dingen te zeggen over ons. Dat wij veel schoner zijn dan zij omdat wij onze billen wassen en de echte Hollandse mensen niet. Iris zei dat zij altijd onder de douche gingen. En toen zei Erica: "Nee, dat bedoel ik niet. Jullie doen het gewoon met papier en wij wassen ons met water uit een fles." Later begreep ik pas dat Erica tjebok bedoelde, na het poepen op de wc. Ik vond het wel rot dat ik gezegd had dat wij het net zoals Iris deden, want dat is niet zo. Maar ik vond het ook stom van Erica dat ze daarover begon tegen Iris. Wat maakt het nou uit hoe je het doet. Dat snapt Iris toch niet. Dan zegt ze dat het vies is omdat je handen dan vol poep komen. En dan moet je dat ook weer uit gaan leggen."(pag. 87/88) c. "Ik ben nu dertig jaar. Ik ben teruggeweest naar het land waar mijn vader en moeder mij gemaakt hebben, en waar van ik alleen de geluiden en de reuk kende. Ik voel me heel erg thuis in die gouden zon, tussen palmbo men, en met die vriendelijke bruine mensen. Maar na een paar maanden kreeg ik heimwee naar Nederland. Werner is nooit meer teruggeweest naar zijn geboorte land. Hij wil niet. 'Ik houd liever mijn herinneringen,' zegt hij." (pag. 149-150) raire kwaliteiten heeft het boek ook his torische waarde, omdat ook in dit boek een aantal typische Indische verschijnse len zo authentiek zijn verwoord. In frag ment 13a beschrijft de ik-figuur de cultu rele afstand tussen zijn Indische vader ("De Arend") en zijn Brabantse moeder ("moeder Anneke") omstreeks I960. Fragment 13b (geschreven in de jij- vorm) handelt over de gevolgen van de Molukse acties voor het zelfbewustzijn van veel Indo's omstreeks 1975. Frag ment 13c speelt in Indonesië in 1983. Achtervolgd door de oorlogservaringen van zijn vader bezoekt de hoofdpersoon zijn tante om meer te weten te komen over het verleden van zijn vader. Geïnteresseerden Aan het eind van dit zesde artikel is mijn conclusie dat er de laatste tijd heel wat goede boeken over Indische Nederlan ders verschenen zijn. Van docenten en auteurs van schoolboeken mag verwacht worden dat zij deze boeken weten te vinden en goed weten te gebruiken. In tussen is er een groeiende groep van an dere mensen die voor zich zelf geïnte resseerd zijn in het verleden van Indische Nederlanders. Wat kun je het beste lezen als je er nog niet veel vanaf weet? Welke boeken en films zijn ge schikt om er nog meer over te weten te komen? In de volgende Moesson zal ik op deze vragen ingaan. Fragment 13 (Uit: A. Birnley, Vogels rond een vrouw, Am sterdam 1991): a. "De zondag bracht De Arend, niet afgeleid door werk bui tenshuis, onrust. Er was maar plaats voor twee op zijn bromfiets en meestal was ik als oudste de aangewezene om hem te vergezellen bij zijn visites aan zijn Indische kennis sen. Het eten dat mij er voorgeschoteld werd was mij vreemd, de gewoonte om op willekeurige tijden te eten ook. "Ons moeder", zo genoemd in het idioom van haar fa milie, was een Brabantse schoenmakersdochter die blik- worst met peentjes en glazige uien door de rijst roerde, met maggi besprenkelde en dat nasi noemde. De Arend sprak in het petjoh met zijn kennissen. In dat zo genaamde krom-Hollands met staccatovolle kreten en Maleise woorden, verstond ik hem vaak niet. Hij leek dan even vreemd voor me als grootmoeder, die ik nooit had horen spreken, maar wier gedachten net zo sterk moesten zijn als radiogolven die het oor wel eens kwellen. Alle Indische mensen schenen een geheim met elkaar te delen, iets waar men niet over sprak. Misschien waren zij op de hoogte van een verbond, dat hij met grootmoeder had ge sloten voor hij naar Nederland was afgereisd. Soms hoorde ik een "oom" of 'tante' hem vermanend toespreken over moeder Anneke en zijn strenge manier van opvoeden. Ik werd stil, altijd stil van de jungle aan souvenier die in geen enkel Indisch gezin ontbraken: een geelkoperen tjitjak altijd onderweg naar het plafond; een wajangpop in krijgs haftige houding op het behang geprikt; een vervaarlijke kris, waarover spookverhalen de ronde deden, boven de deur. Ze konden me vrees aanjagen, maar de oorden op hun schilderijen waren lieflijker dan de bizarre vulkaan bij ons thuis." (pag. 18/19) b. "Denk nog eens terug aan de militante acties van de tweede generatie Molukkers. Zij wilden de Nederlandse re gering aan een belofte herinneren: de zorg voor terugkeer naar hun land van herkomst. Ongewild hielden zij bijna een hele tweede generatie Indo's een blauwe spiegel voor. Jul lie dachten volkomen geïntegreerd te zijn maar voelden nu toch het boze oog van de witte Nederlanders op jullie ge richt. Er ontstond een nieuw saamhorigheidsgevoel bij jul lie, dat zich uitte in veelvuldig oogcontact op straat en be schaamde fluistergesprekken in openbare gelegenheden. Grofweg gesteld wisten jullie niet meer precies wie jullie waren, wel waar jullie stonden, terwijl de Molukkers wel precies wisten wie zij waren maar niet helemaal waar zij stonden. Van een bevriende verpleegster uit Leiden hoorde je dat Indische vrienden van jou het ziekenhuis in waren geschopt. Je keek nog eens in de spiegel en zag dat ook jij voor het ongeoefende oog op een Molukker leek. Je ging dus zo min mogelijk de straat op en liet huisgenoten de boodschappen voor jou doen uit angst voor sentimen tele, wraakzuchtige boerenkinkels die nog nooit een ge schiedenisboek hadden opengeslagen." (pag. 82) c. "Hij herinnert zich de Arends waarschuwende woorden: "Er zitten wraakzuchtige Madurezen bij, jongen." Heeft deze Madurees in de Bersiap-tijd, de chaotische revolutie na de Japanse capitulatie, ook de wapens opgepakt om wraak te gaan nemen op de Belanda's, Indo's en Ambonezen? En heeft hij toen misschien over een onge veer twintigjarige jongeman horen spreken, die weliswaar een Chinees speldje op de borst droeg maar intussen een eenmansoorlog voerde in de omgeving van de wijken Undan Kulon en Undan Wetan en later als oorlogsvrij- willliger met de Belanda's de eerste politionele actie on dernam? "Het achtervolgt mijn vader nog steeds, tante." "Kasihan, zielig, die Arend. Kasihan. Pas op dat die dingen ook jou niet achtervolgen, denk aan je eigen leven, Alan." (pagina I 15/137) 15

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1992 | | pagina 15