PLANTEN UIT DE TROPEN
Palmen horen tot natuurlijke oude plantengroepen. Tot deze circa vier
duizend oude plantengroepen hoort de Zalacca Edulis. Edulis betekent eet
baar.
Deze sterk uitstoelende vederpalm is praktisch stamloos. De in de grond
zittende stengels hebben naar alle kanten uitlopers. De ongeveer zes meter
lange bladeren zijn enkel geveerd en bezitten scherpe stekels langs de blad-
schede. De stekels zijn verharde vervormde baren; zo heeft de Salak op de
lage stam etikele worteldoornen te midden van vele stekels.
SALAK - Zalacca Edulis
Aracaceae palmae palmen.
26
i
i
i
i
i
i
i
i
Als in een nest ritten de vruchten bij
elkaar. Daarboven rechts, de vrou
welijke bloemen. Helemaal links
boven, van voren gezien: half ge
pelde salak
felle zon kunnen de bladeren verbran
den. Als schaduwbomen worden meestal
cocospalmen (klapper) of andere vrucht
bomen geplant.
Salakpalm is tweehuizig, d.w.z.dat de
bloemen eenslachtig zijn. Er zijn
Salakpalmen alleen met vrouwelijke
bloeiwijze en Salakpalmen met alleen
mannelijke bloeiwijze.
Zelfbestuiving is dus onmogelijk. Vroe
ger hielp de mens met het bestuiven van
de bloemen. Men plukte een net geo
pende mannelijke bloemtros. Deze man
nelijke bloemtros met de rijpe meel
draden werd bovenop de vrouwelijke
bloeiwijze gelegd. Men dekte het geheel
af om het tegen eventuele regens te be
schermen. Na drie a vijf dagen werd de
bedekking er afgehaald en de bevruch
ting was voltooid. Iets dergelijks kan
men in Spanje nog aanschouwen bij
dadelpalmen, waar men een mannelijke
bloemtros boven de vrouwelijke bloe
men hangt om dezelfde redenen.
Nu plant men één mannelijke boom tus
sen vier vrouwelijke bomen. Voor 100
vrouwelijke bomen zijn 25 mannelijke
bomen nodig voor de bevruchting van
Salak.
De bloeiwijze is een bloemkolf, twintig
tot dertig centimeter lang met vele bloe
men bij elkaar; de bloemsteel is sterk en
rond. De mannelijke en vrouwelijke
bloemen zijn zeer verschillend. Het
driebladig bloemdek is kelkachtig en
de mannelijke bloem bezit zes meel
draden. Het driebladig vrucht
beginsel van de vrouwelijke bloem is
eenhokkig.
De peervormige vrucht van circa zes
centimeter lang heeft een glanzende
reptielachtige rood-bruine geschubte
schil die dakpansgewijs over elkaar
ligt en eindigt in een stekeltje. De
vruchten zitten in groepen van acht
tot twaalf bij elkaar. Het vruchtvlees
is geelwit, bestaat uit drie delen en is
bedekt met een doorzichtig vliesje.
In ieder deel zit een losse ovaal
ronde donkerbruine harde pit.
Gekweekte rijpe vruchten smaken
zacht en zoet. De wilde soorten zijn
zeer wrang van smaak. Salakpalmen
dragen het hele jaar vruchten maar
bijzonder in de maanden december
tot mei. Salakvruchten blijven lang
goed als ze bewaard worden in een
mengsel van aardnootolie, zout,
klapper of kokossuiker en water.
Mensen die last hebben van
Het oogsten van de okselstandige ver
takte bloei- en vruchtkolven, die daar
door moeilijk te bereiken zijn, is een las
tig karwei.
De breedte van de Salakpalm varieert
van drie tot vijf meter, de hoogte van
anderhalf tot vijf meter. Ze komen veel
voor in Zuidoost Azië. In Thailand en In
donesië wordt ze gekweekt voor de ex
port. In Thailand noemen ze Salak
"Rakam". Uitgezonderd op Java komt
Salak in Indonesië veel in het wild voor.
Op Bali zijn talrijke daktuinen in het
middelgebergte. Verdere salakgebieden
zijn o.a. Madura, Banten, rond Yogya en
Jakarta.
Om goed te kunnen groeien heeft Salak,
behalve losse grond en 'n warm en voch
tig klimaat, beschutting nodig. Door de
Salakvruchten