rDE KRIS
van State ook toen al een invloedrijke
man op koloniaal gebied, een rapport
aan minister Johannes van den Bosch ge
stuurd waarin hij zijn ideeen had ont
vouwd over het te volgen benoemings
beleid. Dat rapport sprak duidelijke taal.
"Men behoort ook meer te letten
op de geschiktheid der personen voor
verdere bevordering. Deze kan in het al
gemeen niet worden verwacht van jon
gelieden, in Indië geboren en opgevoed,
en vooral van dezulken onder hen, die
de vruchten zijn van den omgang der Eu
ropeanen met Javaansche vrouwen, als
zijnde in de meeste gevallen van eenen
zeer middelmatigen stempel. Te betreu
ren is dat veelen van deze voorkomen
onder de controleurs, wier ambt de
leerschool vormt voor de hogere amb
ten; de controleurs zouden een keur
bende moeten vormen. De situatie is
speciaal hierom betreurenswaardig, om
dat "de Javaan van geboorte minacht,
openlijk of bedektelijk, menschen van ge
mengd bloed en onechte geboorte".
Kleurlingen dienen dus bij voorkeur op
de bureaux te worden geplaatst... Baud
beveelt vervolgens aan om hen uit het
corps te verwijderen en dit van lieverlee
geheel van hen te "zuiveren".
Het is van belang te benadrukken dat er
destijds nogal wat controleurs van Indo-
Europese origine waren. In 1840 be
droeg het totale aantal controleurs bij
de landelijke inkomsten en cultures bijna
honderd en dat betekent dat er dus een
flink aantal Indo's bij geweest moeten
zijn. Als er bijna 10 jaar na het uitkomen
van dit rapport verlopen zijn, blijkt Baud
alleen ten aanzien van het bijzondere ge
val van Adolf Robertson van gedachten
te zijn veranderd. Die verandering da
teerde echter van kort geleden, want de
brief waarin Gouverneur-Generaal J.J.
Rochussen zich op 29 september 1847
tot Baud richtte, ademt nog geheel de
geest van uitsluiting. Rochussen schreef
"Gij wilt dat ik Robertson voor het
radikaal voordrage, maar dan zondig ik
tegen Uwe vroegere aanschrijvingen, dat
noch kleurlingen, noch zij die geene
Europeesche opvoeding hebben genoten,
daartoe in aanmerking kunnen komen.
Het betreft hier een beginsel of liplappen
het radikaal zullen kunnen erlangen en
dat beginsel is belangrijk Ik zal dus
Uw antwoord inwachten alvorens het eer
ste (zwarte) schaapje over de brug te la
ten gaan".
Het vervolg van Rochussens brief geeft
echter meer duidelijkheid als de persoon
in kwestie ter sprake wordt gebracht.
"Waarom heeft de eedele Robert, zoo hij
zijn zoon al zijnen naam onthield en hem
liever Robertsen of Van der Nellepac liet
noemen, hem daarenboven het voorregt
eener Europeesche opvoeding onthouden?
Ik heb maar half vertrouwen in de leiding
welke de eerwaarde en geleerde? heer
Baron van Höevell aan zijn geest zal ge
geven hebben, want de zijne dwaalt zelf
te dikwerf af'.
Deze laatste alinea vraagt om enige toe
lichting. De "eedele Robert" is jonkheer
Robert Lieve Jasper van der Capellen,
die tussen 1820 en 1825 resident was
van de Preanger Regentschappen en een
broer van baron G.A.G.Ph. van der Cap
ellen, die Gouverneur-Generaal is ge
weest in de periode van 1816-1826.
Adolf Robertsen werd in 1825 geboren
uit de "verbintenis" van Robert met de
"vrije inlandsche vrouw Ipa" en later in
dat jaar is hij, volgens een acte verleden
ten overstaan van notaris A. van Buyten
in Tjiandjoer, als zijn "natuurlijke" zoon
geadopteerd. De jongen werd ook zijn
enige en algehele erfgenaam en zou het
tot "eerste commies bij de algemene
ontvanger" brengen. Verder weten wij
dat de rang van commies in die tijd de
hoogste was die voor een Indo über
haupt bereikbaar was.
De achternaam Robertsen is duidelijk
genoeg, maar wat te doen met "Van der
Nellepac"? Deze curieuze achternaam
herinnert aan het gebruik om de achter
naam van kinderen uit een "gemengde
verbintenis" om te draaien. Op dezelfde
wijze als de kinderen van Van Riemsdijk,
"Kijdsmeier" gingen heten. Verder was
dominee baron W.R. van Höevell een
neef van Robert van der Capellen, predi
kant in Batavia en oprichter van het ver
dienstelijke Tijdschrift van
Nederlandsch-lndië. De snier van
Rochussen tegen het vermeende gebrek
aan eruditie bij Van Höevell doet dan
ook kleinzielig aan. Zeker is dat deze do
minee door zijn vrijzinnige opvattingen
niet erg populair was in koloniaal-con
servatieve kringen. Een jaar later, in
1848, zou hij nog een rol spelen in de
mei-bijeenkomst in Batavia, gericht tegen
het monopolie van de Delftse be-
stuursopleiding. Vanwege die rol is hij
korte tijd later door de Indische rege
ring zelfs het land uitgezet.
Het doorbreken van de uitsluiting van
Indo's in het geval van Adolf Robertsen
zal waarschijnlijk het gevolg zijn geweest
van enige pressie op minister Baud van
de kant van de Van der Capellens.
De oud gouverneur-generaal, Adolfs
oom dus, stond na de moeilijke tijd rond
zijn aftreden in 1826, weer in de gunst
bij koning Willem II en met Baud had hij
zelfs een levenslange relatie, die terug
ging tot de tijd dat deze zijn secretaris in
Het boek met de meest uitge
breide informatie over de magi
sche reliek uit oud Indonesië.
Op meer dan 300 pagina's en
100 foto's beschrijving van de
fraaiste krissen, alles over
ouderdomsbepaling, pamor, reli
gie, magie en herkomst.
Toezending van "De Kris" via de uitgever
Ing. G.J. Tammens,
Groningerweg 56A, 9766 TP Eelderwolde,
tel. 050-271550, door overmaking van
95,- plus 9,- verzendkosten.
Postbank: 98 25 93
of AMRO: 47 41 I I 687
Batavia was geweest. Robert van der
Capellen zal, niet ongewoon in een tijd
van protectie en nepotisme, graag ge
bruik gemaakt hebben van de invloed
van zijn broer om een verbetering in de
positie van zijn zoon te bereiken. Het in
grijpen van hogerhand, het Koninklijk
Besluit van 6 november 1847 dus, bete
kende voor Adolf Robertsen dat hij ge
acht werd in het bezit te zijn van het
radikaal van Indisch ambtenaar der
tweede klasse, zonder daarvoor de ver
eiste opleiding ontvangen te hebben.
Het zou interessant zijn om na te gaan
of de maatregel ook in concreto iets
heeft opgeleverd. Overleden in 1888
heeft Adolf nog ruim veertig jaar geleefd,
meer dan genoeg voor het volgen van
een carriere bij het binnenlands bestuur.
Voor dit moment moet echter worden
volstaan met de mededeling dat zijn
maatschappelijke emancipatie en die van
zijn kinderen in ieder geval bevorderd
zijn door de beschikking van de Raad van
Justitie in Batavia van 21 oktober 1888
waarbij de familienaam Robertsen veran
derd werd in Van der Capellen. Dat dit
besluit pas in het jaar van zijn overlijden
viel, zal de voldoening daarover wel
enigszins getemperd hebben.
Wat het benoemingsbeleid van het gou
vernement betreft: het geval Robertsen
staat op zichzelf en kan alleen verklaard
worden door de protectie van de kant
van de familie in Nederland. Maar erg
spectaculair was de benoeming tot eer
ste commies nog niet. Voor minder
geprivilegieerde Nederlanders van Indo-
Europese afkomst zou het nog vele jaren
duren voordat hun sociale emancipatie
werkelijkheid zou worden.
Dr. TH. STEVENS
Universiteit van Amsterdam
I) W.A. Baud (uitg.). De semi-officiele en
particuliere briefwisseling tussen J.C.
Baud en J.J. Rochussen 1845-1851. (3
dln.) Assen, 1983.
37