Politiefunctionarissen in Soekaboemi, 1931. Geheel rechts een inheemse regent in het kostuum van het B.B. met hoofddoek onder zijn pet en een kain onder zijn jas. (Foto K.I.T.). staafjes. Buiten dienst en bij kleine onge wapende diensten konden zij in het wit gekleed zijn. Naast de mosgroene en witte uniformen konden de officieren ook beschikken over een donkerblauw lakens uniform met staande kraag, platte pet en groen galon. De knopen waren verguld en voorzien van een gekroonde W. De chef-, souschef- en adjunct inspecteurs droegen op de kraag respec tievelijk drie, twee en een vergulde krui zen met een ponceau rode ondergrond. Als grote en gala tenue droegen deze of ficieren een kepi als het leger, voorzien van een ponceau rode band en biezen en een oranje sjerp. Met deze duidelijk mili taire kenmerken voelden enkelen van hen zich meer militair dan burger. Dit kwam ook wel eens in hun gedrag tot ui ting. In 1928 werd het mosgroen van de gewapende politie vervangen door khaki drill. Officieren kregen een jas met open kraag en een rijbroek met beenwindsels. Even later begon de ge wapende politie geleidelijk te verdwij nen om plaats te maken voor de Veldpolitie. Dit korps kreeg meer bemoeienis met de desapolitie buiten de steden. Evenals de gewapende po litie werd de zogeheten algemene po litie geüniformeerd en wel in 1912. Opzieners en hogeren kregen een groot tenue in zwart laken, de jas af gezet met een zwarte zijden galon en bedekte knopen. Hoofdcommissaris sen hadden op de ronde pet een rijk swapen met wapenhouders en een lauwerkrans, het daaropvolgende Europese personeel had die krans niet. De commissarissen hadden als rangonderscheidingsteken vergulde en de opzieners zilveren schuin lopende tressen op hun kraag. Voor de dage- Afgestudeerde politie-cadetten in Soekaboemi in donkerblauw lakense uniformen, om- lijkse dienst konden ook donkere uni- streeks 1930. (Foto K.I.T.). formen in serge dan wel witte uniformen van drill worden gedragen. Europese hoofdagenten en inlandse agenten droe gen donkerblauw serge, afgezet met oranje treskoord en witmetalen knopen met wapenschild. Graden werden aange geven met oranje treskoord op de mouw. De Europeanen onder hen droe gen een pet als de officieren, de inheemsen een koepiah met rijkswapen. Overdag droegen de Europese hoofd agenten khaki kleding met een helm hoed. In 1929 werd vastgesteld dat hoofdcom missarissen en adjunct hoofdcommissa rissen van de algemene politie op hun la kense jas een gouden kraag kregen en als rangaanduiding vijfpuntige sterren op de benedenmouw. Voor gala kwam er een gouddraadsnoer van gevlochten koord bij. De kleine te nue was van khakidrill met voor officie ren een jas met colbertkraag, waaronder overhemd en das werden gedragen; dit gold ook voor het Europese middenka der. De knopen waren van brons met rijkswapen. Op de schouderlappen gaven vijfpuntige sterren de rangen aan voor de hoofdcommissarissen. Bij de khaki uniformen werden platte petten of bamboehoeden gedragen, voorts lange broeken of rijbroeken met beenkappen of beenwindsels. Inheems personeel droeg gesloten khaki jassen met liggende kraag met voor de veldpolitie bovendien de letters VP. Het Europese personeel (lees verder pagina 37) 31

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1992 | | pagina 31