GEIEZEN.
Now in Buur!
In 1973 puliceerde Dorothée Buur, mede
werkster- toen nog - van Rob
Nieuwenhuys op het Koninklijk Instituut
voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV)
te Leiden, "Persoonlijke documenten". Dat
was een bibliografie van brieven, dagboe
ken, gedichten, jeugdlectuur, memoires,
novellen, reisverhalen, romans en toneel
stukken die op Nederlands-lndië/lndonesië
betrekking hebben. Een keuzebibliografie
was het, die geen aanspraak maakte op
volledigheid, zeker niet wat de Indische
jeugdliteratuur betreft. Toch gaf Persoon
lijke documenten een eerste overzicht van
dit genre en was alleen al daarom gezag
hebbend. In catalogi werden daarom titels
van Indische jeugdliteratuur voorzien van
de aanduiding "not in Buur". Als een soort
aanduiding van de zeldzaamheidswaarde
van het betreffende werk. Vanaf 24 januari
zal men nog van goeden huize moeten ko
men om die aanduiding te kunnen gebrui
ken. Toen verscheen namelijk - weer van
de hand van Buur - Indische jeugd
literatuur. Geannoteerde bibliografie van
jeugdboeken over Nederlands-lndië en In
donesië. Het werk telt 1246 titels uit de
periode 1825 tot 1991, van oorspronkelijk
Nederlands werk (dus geen vertalingen)
gebaseerd op de collecties van (vooral) het
KITLV, (jeugd-)bibliotheken en enkele par
ticulieren. Van elk opgenomen werk wordt
een complete titelbeschrijving gegeven met
uitgever en illustrator, aantekeningen over
de aard van de tekst (zoals: bevat fragmen
ten poezie) de vindplaats(en), het aantal
drukken en ook beschrijvingen van afwij
kende drukken en bewerkingen. De chro
nologische lijst van titelbeschrijvingen is
toegankelijk via registers op auteur,
illustrator (heel bijzonder), uitgever, titel
en trefwoord. Bovendien is aan elke titel
waar mogelijk een annotatie toegevoegd
met een korte inhoudsopgave en even
tuele andere wetenswaardigheden. Dit al
les maakt het boek ook bijzonder geschikt
om zomaar in rond te dwalen, op zoek
naar informatie over eigen jeugdsentimen
ten, bijvoorbeeld: Si Taloe, de dessajongen,
ooit es gelezen toen ik zeven was: now in
Buur als nr. 0509. Nieuw verhaal voor
Subandi: now in Buur: nr. I 127. De
scheepsjongens van Bontekoe, die van
Fabricius en het stripverhaal dat er in 1970
naar gemaakt is: now in Buur: nrs. 0375 en
I 131. De lotgevallen van een Indisch stui
vertje van J. Schroo (Jr), Buurnr. 0310. En
ook titels als Twee vrinden (nr. 0204) en
De zusjes van Berkenhoeve (0217), waarin
alleen korte fragmenten betrekking hebben
op Indië zijn in Buur te vinden. En De hert-
esprong van Alet Schouten (nr. I 174) dat ik
net aan mijn kinderen te lezen gegeven
heb, omdat ik vermoedde dat het "Indisch"
was. Dat klopt dus en de annotatie ver
wijst mij zelfs naar C.M. Pleyte's verzamel
bundel Batakse vertellingen uit 1894
waarop de schrijfster zich vermoedelijk ge
baseerd heeft. Jammer dat Ik eet een tijger
van Paula Gomes nog niet kon worden op
genomen, omdat het pas in aanstaande
boekenweek uitkomt. Het zou een waar
dig laatste nummer zijn geweest in het
standaardwerk dat "Buur" nu al is.
Het eerste exemplaar van de bibliografie
werd aan Dorothée Buur aangeboden tij
dens een symposium Indische jeugd
literatuur te Leiden, georganiseerd door
de werkgroep Indisch-Nederlandse Letter
kunde en het KITLV. Het was een bijzon
der geanimeerde dag, waarop in een tiental
lezingen de vele verschijningsvormen van
het Indische jeugdboek zichtbaar werden.
Alle besproken werken zijn "now in Buur".
Het reisverhaal van Olivier uit 1835 (nr.
0005), het didactisch tweegesprek op rijm
door L. van der Bor uit 1857 (Buurnr.
0025), het meisjesboek van Annie Romein
uit 1927 (nr. 0446), het werk van Diet
Kramer waarin voor het eerst in de ge
schiedenis de kamp- en bersiaptijd aan de
orde komt en de aanpassingsproblemen
van Indische Nederlanders in Holland (nr.
0869). Andere lezingen gingen over het
leesboek op Indische scholen, waarvan
slechts een enkele "in Buur" is, Duits- en
Engelstalige jeugdboeken over/in Indië, de
positie van het kinderboek in het alge
meen. Verder besprak Miek Dorrestein,
kinderboekschrijfster over Nieuw Guinea
en Brazilië, de (on-)mogelijkheid om bij
grote cultuurverschillen in andermans huid
te kruipen. Dorothée Buur zelf besloot de
rij lezers met een verantwoording van haar
werk, in feite een deel van de "Inleiding"
op de Bibliografie.
Want natuurlijk is de bibliografie ook van
een inleiding voorzien. Een heel uitge
breide zelfs, waarin niet alleen verant
woording van de opzet en werkwijze gege
ven wordt, maar ook een plaats- en
thematiekbepaling van de Indische jeugd
literatuur, te beginnen met een schets van
de positie van het kind in gezin en onder
wijs. En dan blijkt dat ook een bibliografie
niet alleen maar een verzameling van ob
jectieve feiten is. Dat die feiten verzameld
en gepresenteerd worden vanuit een ze
kere visie. Een visie die overigens (ook) in
Buur niet uitgesproken wordt, maar blijkt,
uit de woordkeus en de rangschikking der
feiten.
De Europese Lagere school was, zegt Buur
bijvoorbeeld, er een voor paupers en
kende door het lage ontwikkelingspeil der
ouders een enorm schoolverzuim. "De
leerlingen in de laagste klas moesten in het
Maleis worden toegesproken, zelfs zij die
uit Europese ouders waren geboren. Zo
bestond in 1849 de lagere school in Padang
(Sumatra) voor het merendeel uit kinde
ren van gemengd bloed en onwettige ge
boorte" (p.4). Alsof Maleis spreken te ma
ken had met gemengd bloed en onwettige
geboorte. Kinderen - en niet alleen die uit
gemengde huwelijken - spraken het Maleis
niet "als hun moedertaal", zoals Buur zegt.
Het Maleis was gewoon tot ver in de 19e
eeuw de eerste taal van alle in de kolonie
geboren Europeanen. En tot ver in de 20e
eeuw de eerste taal voor 40-60 procent
van de Europeanen. Bovendien suggereert
bovenstaande passage dat gemengd bloed
en onwettige geboorte een bewijs zijn
voor pauperschap. Maar het concubinaat,
waaruit die onwettige geboorten en kinde
ren van gemengd bloed (wat is dat toch?)
voortkwamen was tot aan de dekolonisatie
de meest voorkomende samenlevingsvorm
onder de Europeanen in Indië. Op grond
van deze schamele bewijzen is het dus nog
maar de vraag of die ELscholen voor
"paupers" bedoeld waren. De visie die uit
deze - en andere - passage(s) spreekt is er
weer een van de Indisch-pauper-probleem
soort. Van een besef van Indische - of Mes
tiezen-cultuur is geen spoor te bekennen.
In deze "Inleiding" niet, en dus ook niet in
de thematiekbepaling en de annotaties op
de werken. Weliswaar worden naast
thema's als ontdekkingsreizen, het militaire
leven, de Oosterse wereld, Javaanse kinde
ren in Holland, pioniers in Indië, bestuurs
ambtenaren en particulieren, oorlog en
bersiap (de totokse thema's dus), ook
thema's onderscheiden die met de
Mestiese, de Indische wereld te maken
hebben. Twee namelijk: Indische kinderen
in Holland op kostschool en Steurtjes.
Maar er is niet - zo blijkt uit de annotaties
- geselecteerd op (passages in) teksten die
betrekking hebben op aspecten van de
Mestiezencultuur. Terwijl ik zo al uit mijn
hoofd kan zeggen dat al die Indische meis
jes die voor "verwend" doorgaan Mestie
zen zijn, en al die dikke, heerszuchtige
Indische dames ook, en die ethische, intro
verte, statige, met Indonesische adel be
vriende, blanke Indischen ook.
"Buur" is dus een totoks boek. Over een
subgenre (jeugdliteratuur) binnen de kolo
niale letterkunde. Dat geeft niets, want het
is een prachtig boek, mooi uitgegeven en
met een schat aan materiaal dat zeer
consciëntieus verzorgd is. En dat dus ook
prima als basis kan dienen voor een biblio
grafie van de Mestiese jeugdliteratuur.
Zeer aanbevolen, dus.
EDY SERIESE
"Indische Jeugdliteratuur" door Dorothée
Buur. Uitg. KITLV-Uitgeverij, Leiden. Pb.,
470 blz. Prijs 60,-.
42