BRIEVEN
OVER.
Orang oetan
Slag in de Java-zee
Frangenheim's artikelen (Moesson dec.
'91, jan. '92) met genoegen gelezen. Het
deed me aan het volgende 'voorval' den
ken.
Even een kleine inleiding: Mijn moeder
had in Bandoeng een kappers- annex
schoonheidszaak, en maakte zo om de 6
maanden een reis naar, wat wij toen
noemden de 'buitengewesten'.
Speciaal voor de dames bracht ze de
nieuwste snufjes op het gebied van haar-
verzorging en schoonheids-artikelen,
ook nog een kleine collectie feestelijke
jurkjes en djokdja's zilver. Onze djongos,
Moeloet, ging altijd mee.(Deze Moeloet
was heel apart, en erg belangrijk voor
ons, en wij voor hem: Hij kwam bij mijn
ouders in dienst toen deze net getrouwd
waren in het jaar 1915. Hij, Moeloet,
was toen een katjong van zeg zo'n 15
jaar. En hij is bij ons gebleven tot en met
de oorlog. Op het laatstin de "bersiap"
tijd werd het heel moeilijk voor hem, en
is hij ondergedoken).
In de jaren l936-'37 kwam ik net van
school, en mocht toen mijn moeder op
één van die reizen vergezellen en helpen.
Deze keer ging de reis naar Borneo. Met
een K.P.M.-boot naar Samarinda, en van
daar naar Balikpapan en als laatste
Banjermasin, overal bleven we ongeveer
een week, en of we ook nog Pontianak
aandeden, dat weet ik niet meer. Het
"voorval" vond plaats in Samarinda of
Banjermasin, het is zo lang geleden,in
mijn herinnering lijken die twee plaatsen
een beetje op elkaar.
Onze intrek werd genomen in het hotel
of was het een "pasang grahan", er staat
me iets ruims voor de geest, grote
waranda, en op palen. In ieder geval al
les was geïnstalleerd en de "toko" stond
er prima bij. Mijn moeder en ik hadden
onze eerste werkdag achter de rug, en
ik zou even naar het postkantoor gaan
om briefkaarten naar huis te versturen.
Het was koeler geworden en er stond
een briesje uit zee, best lekker om even
een wandelingetje te maken. Adoehü
wat ben ik verhollandst, ga ik over het
weer praten.
Het postkantoor was niet ver weg, ik
liep op mijn gemakje totdat ik uit één
van de tuinen een grote aap zag komen,
geen huis- en tuin-aap, maar echt een
orang oetan. Geen paniek, ik ging aan de
andere kant van de straat lopen en ver
snelde mijn pas, want wilde toch een
ontmoeting vermijden. Maar de O-O
stak ook de weg over en stond op een
gegeven ogenblik recht voor me, ik deed
een stap opzij, hij ook, ging zitten, en
sloeg zijn armen om mijn benen. Oh! he
mel! ik kon geen kant uit, en geen stap
doen, nu was er wel paniek, en ook ver
legen met de situatie, verbeeld je dat ik
val, nog erger, dus ik schreeuwde heel
hard help... help.. Ik weet niet eens meer
wie er me te hulp kwam, schaamde me
rot, en ben snel door gelopen, en een
andere terugweg genomen. De O-O
bleek eigendom te zijn van Frangenheim,
hij woonde daar toen met een collega
een zekere v.d. Worp. Ik denk dat ze
best gelachen hebben om die situatie,
voor mij benauwde ogenblikken. Nu kan
ik er ook om lachen, maar toen even
niet.
O-O werd naderhand te lastig om vrij
rond te lopen, en moest naar de dieren
tuin in Bandoeng, daar heb ik hem nog
eens een bezoekje gebracht. Niet dat hij
me herkende, maar O-O achter tralies
vond ik wel zielig.
ELS STEUR-SCHUL
Wat betreft de laatste alinea van het ar
tikel "De slag in de Java-Zee" (Moesson
no. 8, pag. 16-17) wilde ik het volgende
opmerken:
Over de vraag, of het strategisch gezien,
verantwoord was de geallieerde vloot in
de Java-Zee in te zetten, zou veel te
doen zijn geweest. Dat is nieuw voor
mij, daar ik ervan overtuigd was dat er
geen verschil van mening was dat een
ultieme poging om de Japanse transport-
vloot te treffen een goed uitgangspunt
was. Op geen enkel moment in deze
oorlog was een zo groot doelwit van
transportschepen aanwezig en binnen
bereik van een geallieerde slagvloot.
Wanneer het Doorman gelukt was deze
transportvloot te treffen, dan was het
wellicht mogelijk geweest dat een beslis
sing tot uitstel van de bezetting van Java
en de oostelijke archipel door het
Japanse opperbevel was genomen (zij
hadden immers de controle over de olie
al).
Mijns inziens was het echter niet terecht
om in dit geval, waar de transportvloot
niet te vinden was, af te gaan op de veel
sterkere Japanse slagvloot. De keuze op
dat moment was teruggaan naar
Soerabaia voor bunkeren of aanvallen.
Wanneer de geallieerde (voornamelijk
Nederlandse-) vloot zich had terugge
trokken, dan was een betekenisvol risico
voor de Japanners aanwezig gebleven en
was hun het propagandistische succes
ontnomen.
Dat een Japanse invasie van Australië er
door werd voorkomen, is een onjuiste
stelling.
Australië was geen Japans doelwit. Wel
heeft de Japanse marine ambities gehad,
maar het leger heeft geweigerd de nood
zakelijke divisies beschikbaar te stellen.
In zo een geval zal daar de politieke
stem beslissend zijn geweest. Australië
had geen grondstoffen die voor Japan
belangrijk waren en die zij na het bezet
ten van Indië nog ontbeerden: indus
triële diamant, kwik en lood. Bovendien
paste het nauwelijks in het beeld van "de
grotere Oost-Azië Welvaartssfeer". De
politieke stem zal dus geen steun aan
hun marine verleend hebben. De politici
zullen gehoopt hebben dat de geallieer
den na enige tijd zich zouden hebben
neergelegd bij de situatie en zouden zijn
gaan onderhandelen.
Het was dus ook niet Australië, waar de
Japanners zich direct daarna op richtten,
maar Ceylon. Admiraal Nagumo was na
de aanslag op Pearl Harbour met zijn vijf
zware vliegdekschepen naar de Indische
Oceaan gevaren en heeft Ceylon en de
bases van de Engelse marine geteisterd.
Dat hij daar geen ernstige schade heeft
kunnen toebrengen is voor een groot
deel te danken aan de waarschuwingen
van de Engelse radio-inlichtingendienst,
welke voor de val van Singapore op tijd
was overgeplaatst naar Colombo.
Tenslotte kan verwezen worden naar
een Japanse bron: de zogenaamde ge
combineerde vloot operatie order nr. I,
van I Nov. 1941, dus voor Pearl Harbor.
Deze specificeerde de volgende doelen:
1. de bases Tulagi in de Salomon Eilan
den en Port Moresby in het zuiden van
Nieuw-Guinea (ter controle van de Ko
raal Zee en het zeegebied tussen Nieuw-
Guinea en Australië).
2. de kleine atol Midway
3. de eilandengroep Fiji-Samoa-Nieuw
Caledonië
Dat enkele maanden na de slag in de
Java-Zee de Japanse aanvalskracht ver
bruikt was, kan niet staande worden ge
houden.
Wanneer we de balans opmaken op I
Mei, dus twee maanden later, dan zijn de
verliezen van de Japanners slechts een
paar dozijn kleine oorlogsschepen, en
kele honderden vliegtuigen, een paar
(lees verder volgende pagina)
5