O brand diende het inheemse wachtvolk uit de gardoehuisjes (wachthuisjes) alarm te slaan op de tong-tong (een uitgeholde boomstam). De acht stadsspuiten van Soerabaja waren van het Franse model "Pompe a bras" met hoge wielen. Tach tig pompslagen per minuut leverden een hoeveelheid van tweehonderd liter wa ter per minuut. 18 September 1811 werd Indië kort stondig een Engelse kolonie onder lei ding van de Luitenant-Generaal Sir Thomas Stamford Raffles. In Batavia waren in de voorstad inmid dels tien spuiten geplaatst en bleven slechts vier spuiten in de eigenlijke stad. Er was echter geen volk genoeg om deze spuiten te bedienen. De stad binnen de wallen was in verval, de huizen werden afgebroken en de stad werd onbewoond. Daarentegen groeide en bloeide de buitenstad "Weltevreden". De kolonie was door de Engelsen overgedragen en op 16 januari 1819 werd de Nederlands-Indische rege ring ingewijd. Als Gouverneur-Gene raal fungeerde G.A.G.P. Baron van der Capellen (1816-1826). De ommuurde stad Batavia was zo in verval en onbewoond, dat men de ratelwacht afdankte. In 1854 kwam de "Wet op de Indische Staatsinrichting" waarvan de artikelen op de vrijheid van handel en bedrijf van grote invloed is geweest voor de opkomst en de groei van de ste den in de 35-jarig jonge Nederlands- Indische kolonie. Door de meerdere vrijheid van handel en bedrijf kwam er ruimte voor de particuliere onderne mers, waardoor op Sumatra door de in vloed van de tabaksondernemingen de schitterende stad Medan verrees. De opening in 1869 van het Suezkanaal waardoor de verbinding tussen Europa en Indië enorm verkort werd, gaf we derom een stimulans tot de bloei van de steden. Een groot gevaar trad op. Door de op komst van de steden trok de inheemse bevolking naar die steden om deel te ne men aan de toenemende welvaart. Dit verschijnsel ziet men nog steeds in het huidige Indonesië en is bijvoorbeeld in Zuid-Amerika een groot probleem. De bebouwingsdichtheid van de stads wijken (kampongs) van de inheemse be volking nam sterk toe daarbij het gevaar voor onhygiënische en brandgevaarlijke toestanden. In Soerabaja werd eindelijk in 1860 de traditionele bouw van rieten daken voor de inheemse woningen verboden en werd uitsluitend de pannen dak bedekking toegestaan. De woningen, winkels en bedrijfs gebouwen van de middenstand (vrijwel geheel in handen van Chinezen en Ara bieren) waren allemaal van metselwerk opgetrokken en bedekt met pannenda ken. De brandweerzorg, die in de zeven tiende en achttiende eeuw nog toege spitst was op de ommuurde steden zoals Batavia en Soerabaja waar de Europese bevolkingsgroep woonde, richtte zich in de negentiende eeuw en daarna meer en meer op de toenemende industrie gebouwen en -complexen en op de stadskampongs. In de Europese wonin gen kwam door de bouwtrant vrijwel geen brand voor. Oude handpomp, welke bij de Soerabaiasche brandweer in gebruik is geweest. Inmiddels was in Europa de stoombrand spuit uitgevonden, een ware revolutie in het brandweerwezen. In Soerabaja was men haantje de voorste en in 1877 en het volgend jaar 1878 werden door de Firma Shand, Mason en Co's uit Londen twee stoombrandspuiten geleverd. Deze spuiten konden respectievelijk 2700 en 3400 liter water per minuut verspuiten. Een knappe prestatie dus. De stoomspuiten werden getrokken door paarden die men, in geval dat er brand was, huurde van de dichtsbijzijnde stalhouderij. Het was nog niet allemaal zo perfect, maar toch al een hele voor uitgang. De blustechniek in Indië liep niet zover achter op Nederland. In Den Haag had men in 1871 en in Leiden in 1873 de eerste stoombrandspuit in gebruik, dus pas zes, respectievelijk vier jaar eerder. Op 8 juli 1883 brak een hevige brand uit in de marine-magazijnen van Batavia. Na lang beraad werd een drijvende brand spuit voor de haven van Batavia bij de in middels bekende Shand, Mason en Co's fabriek besteld. Maar niet alleen op Java deed de stoombrandspuit zijn intrede. Op 12 juli 1884 was er een zware brand in de kolenmijn Oranje Nassau in de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo. Direct werd er voor Borneo, datzelfde jaar, een stoombrandspuit aangekocht. In die jaren breken er grote branden uit, om er een paar te noemen: 13 januari 1885 grote brand te Padang Sidempoean (Sumatra), 25 april 1886, grote brand in de Chinese woonwijk te Telaboean-Deli (Sumatra) en 13 juni 1886, grote brand te Djoewana (Midden Java) waarbij 915 woningen van de inheemse bevolking, waarvan er 23 I met pannen gedekt wa ren, een prooi der vlammen werden. Pannen daken waren toch niet helemaal een afdoende bescherming tegen brand blijkt wel. In 1888 kreeg Soerabaja zijn derde stoombrandspuit. Maar juist waar je het niet verwacht, breekt de hel los zoals de volgende branden aangeven: 17 juli 1891, uitslaande brand op het zoutetablissement Saroekka (Madoera). 9 maart 1892 wederom een grote brand op het zoutetablissement Saroekka. 4 oktober 1892, grote brand te Kapakiang (Sumatra). 17 september 1893, grote brand op het zoutetablissement, ditmaal te Paleboean (Madoera). Toch ging het gouvernement niet bij de pakken neerzitten en deed een grote bestelling bij de brand- blusmaterialenfirma A.Bikkers en Zn. te Rotterdam voor een aantal slang brandspuiten ten behoeve van het De partement van Burgerlijke Openbare Werken. Deze spuiten waren zo goed, dat ze in 1945 nog in gebruik waren ondermeer in Bandoeng. De tijd gaat verder en in 1906 werden de eerste steden tot gemeenten ver- ordeneerd. De brandweerzorg kwam onder beheer van het eigen gemeente bestuur. Heel royaal staat in het Staatsblad no. 120 van I april 1906 in artikel 6 van de Ordonnantie instelling Gemeente Semarang: "De aan den Lande behoorende brandweermaterialen, aanwezig in het brandspuithuis worden kosteloos aan de Gemeente Semarang afgestaan." Het Gouvernement had een stuk brandweer zorg overgedragen aan de gemeente en dat was best wel wat waard. 31

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1992 | | pagina 31