O
Het geweld tegen de Nederlanders was
een zaak waar de redactie van 'De Vrije
Pers' zich erg boos over kon maken. In
de redactionele kolom werd het geweld
vaak met zeer veel verontwaardiging be
handeld, maar ook op pagina 3 (plaatse
lijk en regionaal nieuws) liet de krant
haar afschuw blijken over het toene
mende geweld. Teunis haalde hierbij
meerdere malen uit naar de Indone
sische regering die vast wel van goede
wil was maar absoluut niet adequaat en
effectief in het bestrijden van de onrust
en de onveiligheid. De regering kondigde
vaak maatregelen aan maar verzuimde
deze terdege uit te voeren. De binnen
landse onveiligheid en de afwachtende
houding van de regering had ook als ge
volg dat andere landen een steeds meer
gereserveerde houding aannamen ten
opzichte van Indonesië.
In Indonesische kranten werd nog wel
eens melding gemaakt van Nederlanders
die zich ook schuldig maakten aan misda
dige praktijken en van ex-KNIL militai
ren die wapens verkochten aan bendes.
Daarnaast waren sommige kranten van
mening dat het geweld tegen de Neder
landers zwaar overdreven werd om In
donesië internationaal in een kwaad dag
licht te plaatsen. Een krant publiceerde
een lijst van ongeregeldheden waar Ne
derlanders bij waren betrokken. Teunis
zag deze lijst als stemmingmakerij tegen
de Nederlanders en als excuus voor de
ongeregeldheden: "Er bestaat hier te
lande een tendens om de tegenwoordige
afglijding naar minder gewenste toestan
den te excuseren door te verwijzen naar
vermeende gebeurtenissen die voor en
na de soevereiniteitsoverdracht hebben
plaatsgevonden." Als het werkelijk zo
was dat er Nederlanders betrokken wa
ren bij misdadige praktijken dan was het
de taak van de regering om deze misda
dige elementen aan te pakken. Het be
strijden van de gevolgen was volgens
Teunis veel belangrijker dan de oorza
ken te zoeken. Daarbij "is het de taak
van de pers, in eerste instantie de
Indonesische pers de regering te helpen
het kwaad te bestrijden zoals het zich
thans manifesteert." Teunis merkte op
dat er eens een lijst gemaakt zou moe
ten worden over alles wat Nederlanders
in het belang van Indonesië gedaan heb
ben. De heer Evenhuis nam het in de re
dactionele kolom ook vaak op voor de
Nederlanders in Indonesië die hard
werkten en de economie van het land in
stand hielden. In de stemmingmakerij te
gen de Nederlanders zag Evenhuis een
communistische actie om chaos te kwe
ken. Zolang er nog hardwerkende Ne
derlanders in Indonesië waren die de
economie in stand hielden was Indonesië
nog niet vatbaar voor het communisme.
De optie voor het Warga
Negaraschap
Na de soevereiniteitsoverdracht in de
cember 1949 kregen de in Indonesië
wonende Nederlanders twee jaar de tijd
om te beslissen of zij Nederlands staats
burger wilden blijven of te opteren voor
het Indonesisch staatsburgerschap. Voor
veel Indische Nederlanders was dit een
zeer moeilijke keuze. Aan de ene kant
waren zij altijd Nederlanders geweest,
hadden een Nederlandse opvoeding ge
noten en waren over het algemeen de
Indonesische taal, het Bahasa Indonesia,
niet machtig. Aan de andere kant werd
het hen als buitenlander in Indonesië
steeds moeilijker gemaakt hun baan te
behouden en hun kinderen Nederlands
op te voeden. Er bestond een grote kans
dat wilden zij hun Nederlands
staatsburgerschap behouden, zij op den
duur naar Nederland zouden moeten
verhuizen, een land waar de meesten
nog nooit geweest waren en waar zij
een heel ander leven zouden moeten
gaan leiden dan zij gewend waren.
'De Vrije Pers' gaf haar lezers in de laat
ste maanden van 1951 informatie over
de optie en repatriëring. Er stonden
stukjes in de krant over hoe de repatrië
ring in zijn werk ging en wat men wel en
niet kon verwachten bij aankomst in Ne
derland. Er werden verhalen met erva
ringen van repatrianten geplaatst, over
het algemeen waren deze verhalen vrij
somber van aard. De krant maakte ook
meerdere malen melding van gerepa-
trieerden die spijt hadden van hun be
sluit en terug wilden naar Indonesië.
Voor een deel werd de Nederlandse re
gering hiervoor als schuldige aangewe
zen. Zij steunde en onderhield de rep
atrianten plichtmatig en zonder veel
warmte.
In de redactionele kolom raadden Colijn
en Teunis de Indische Nederlanders dan
ook af om naar Nederland te verhuizen.
Evenhuis was niet zo definitief in zijn me
ning en vond dat ieder, na zeer goed na
gedacht te hebben, zelf tot een indivi
duele beslissing zou moeten komen. Als
probleem voor de 'kleine Indo' zag hij
dat eigenlijk zowel Indonesië als Neder
land hem eigenlijk helemaal niet wilde
hebben, voor geen van beide landen be
tekende hij een economische verster
king.
"De overgrote meerderheid van de Ne
derlanders in Indonesië die voor de
keuze in aanmerking komt, moet kiezen
of delen: een gegarandeerd minimum
bestaantje in Nederland of een leven van
moeilijkheden en mogelijkheden in Indo
nesië. Een man op een smalle bergrichel
kan twee kanten uit, maar moet niet
denken dat er plotseling vleugels op zijn
rug zullen groeien." Evenhuis gaf zijn le
zers geen advies bij de moeilijke keuze.
Hij drong er wel op aan dat de Indone
sische regering meer informatie zou ge
ven zodat welke keus men ook maakte,
men zou weten wat hem na 1951 te
wachten stond. Er zouden voor 27 de
cember 1951 wetten moeten komen die
dit duidelijk zouden maken. Evenhuis
pleitte voor een wet op het Indonesisch
staatsburgerschap, een vreemdelingen
wet en een naturalisatiewet.
Ill SLOTBESCHOUWING
Mijn bedoeling bij het schrijven van dit
stuk is geweest om voor zover mogelijk
een beeld te schetsen van 'De Vrije
Pers', zodat degenen die de krant willen
raadplegen ongeveer weten wat ze wel
en niet kunnen verwachten te vinden.
Het beeld dat ik na het doornemen van
twee jaargangen heb gekregen is dat van
een zakelijke krant met een over het al
gemeen vrij nuchtere kijk op de zaken.
De krant gaf op objectieve wijze de
nieuwsfeiten weer en onthield zich daar
bij meestal van commentaar. Naast het
nieuws gaf de krant veel achtergrond in
formatie, niet alleen over actuele zaken
maar ook over de vele aspecten van de
Indonesische samenleving.
Het is niet gemakkelijk om 40 jaar na
dato een goed beeld te vormen van een
krant. Het feit dat er over de groep
voor wie de krant schreef, Nederlanders
en Indische Nederlanders in Indonesië
na de soevereiniteitsoverdracht niet erg
veel bekend is, maakt het nog moeilijker.
Een ander obstakel voor het vormen van
een goed beeld is geweest dat in Indone
sië in die jaren (en nu nog steeds) pers
vrijheid en vrijheid van meningsuiting wel
een beginsel, maar niet altijd een realiteit
waren. Ik besef mij daarom ook terdege
dat diegenen die voor de krant gewerkt
hebben of op een andere manier met de
krant te maken hebben gehad zich mis
schien niet altijd kunnen vinden in de
manier waarop ik de krant heb beschre
ven. Het is het probleem van de histo
rica dat zij wel over de bronnen en de
informatie beschikt om iets uit het
verleden te beschrijven maar er nooit
zelf bij is geweest en daarom altijd een
ander beeld zal hebben dan diegenen die
het meegemaakt hebben.
Bij het schrijven van dit stuk heb ik veel
gehad aan de gesprekken die ik gevoerd
heb met de oud-hoofdredacteur, de
heer E. Evenhuis. Door de verhalen over
zijn ervaringen met de krant en over het
leven in Indonesië in die tijd is de krant
voor mij wat meer gaan 'leven'. Hier
voor mijn hartelijke dank.
20