Zo 'n acht jaar geleden was de weg naar Garut effen en glad als een pro vinciale weg in Nederland. Er waren veel bussen op de weg, veelal beschil derd in heldere kleuren met vrolijke voorstellingen. Als oma uit het open raampje van de auto naar een passerende bus wuifde, toeterden de bus chauffeurs en de uit de ramen puilende passagiers wuifden met hun armen terug. Eén schreeuwde: KemanaKemana!" We gaan maar eerst Mia opzoeken", zei oma tegen Sattar, "in het te huis Ze haalde uit haar tas het notitieboekje met adressen tevoorschijn en las Sattar hard voor: "Mia, Panti Werdha Jiwa Baru, Garut". Panti Werdha Jiwa Baru was een tehuis voor daklozen en zwerfsters, een asiel eigenlijk. Hoe was Mia daar terecht gekomen? Mia Kort nadat haar onbekende moeder Mia ter wereld had gebracht, deed ze haar in een kartonnen doos en in het donker van de nacht legde ze deze op de voor galerij van tante Bella's huis in Tjiand- joer. Tante Bella, de lievelingstante van oma, was onderwijzeres geweest. Nadat ze haar aanstaand echtgenoot had leren kennen, zei ze haar schoolklas vaarwel en trouwde met hem. Ze was haar man naar Tjiandjoer gevolgd, waar hij een ho tel bezat wat zijn naam droeg. Tante Bella was een lieve en flinke vrouw. Ze hield veel van kinderen en het was haar grote verdriet dat haar hu welijk kinderloos was gebleven. Toen tante Bella die nacht tegen de ochtend zacht gehuil hoorde en op de voorgalerij de kartonnen doos met het hongerige kindje erin ontdekte, werd ze eerst boos en verontwaardigd. Hoe kon een moeder haar eigen kindje in de steek laten! Na de eerste verontwaardi ging hadden gevoelens van tederheid de overhand gekregen. Samen met baboe Aisah baadde ze het kindje en maakte het schoon. Het naamloze kindje werd door tante Bella geadopteerd die haar de mooie naam van Mia gaf. Een knap kindje was Mia nooit geweest, lelijk was ze, ronduit gezegd, maar tante Bella hield veel van haar. Ze gaf haar een goede opvoeding en drilde de kleine Mia in de Nederlandse taal. Mia maakte zich een handschrift eigen dat leek - zoals sommigen zeiden - alsof het gedrukt was. Tijdens de bezetting, toen Mia rond de achttien jaar oud was, werden tante Bella en haar man in kampen gezet. Mia bleef bij baboe Aisah achter. Moeilijke ja ren volgden en er zou toch wel iemand te vinden zijn om Mia te beschermen! Baboe Aisah wist raad en vond een echt genoot voor haar. Ze trouwde een een voudig man uit de kampong bij wie ze als tweede vrouw veilig onderdak vond. Toen de oorlog voorbij was vond Mia's echtgenoot dat ze wel kon gaan. Samen met haar dochtertje Marie werd ze ver stoten. De goede opvoeding en het strenge on derricht dat tante Bella haar had gegeven kwamen nu goed van pas. Mia's keurige handschrift en voortreffelijke kennis van de Nederlandse taal bezorgden haar een betrekking bij de Nederlandse militairen toen die uit Holland waren gekomen. Ze werd schrijfster bij het militair gezag en kreeg een militair uniform: een khaki broek, een khaki overhemd met borst zakken en epauletten en militaire schoe nen aan haar voeten. Toen kwam het ogenblik dat tante Bella erg vermagerd, gebogen, maar levend te rugkeerde uit een kamp in Midden-Java. Ze was verrukt toen ze het lieve kleine Marietje zag en nam haar graag uit Mia's handen over om het te vertroetelen als haar eigen kindje. Later kwam er een brief voor tante Bella waarin stond dat haar man niet meer bij haar zou terug keren. Hij was begraven, naamloos waarschijnlijk, terzijde van een spoorbaan ver over zee. Mistroostig vertrok tante Bella met Marietje naar Holland, daar Mia het druk had met haar militaire werk. Marietje groeide in Holland op en kende alleen tante Bella als haar moeder. Van Mia wist ze niets, zoals Mia ook haar ei gen moeder niet kende. Mia maakte een merkwaardige nieuwe ontwikkeling door. Ze was trots op haar uniform als schrijfster bij de militairen. Parmantig liep ze rond en kordaat zoals het een militair betaamt. Ze ging zich ge dragen als een man. Ze droeg het haar heel kort geknipt, liep met mannestap- pen rond in haar militaire schoenen, rookte het ene pakje sigaretten na het andere en zocht haar vrienden onder de Hollandse soldaten. Het werd een gezellige en goede tijd voor Mia. Na die goede tijden kwamen de lange slechte jaren. De Hollandse jongens gin gen terug naar hun eigen land. Mia raakte haar baan en militaire uniform kwijt maar bleef zich kleden als een man in broek en overhemd en met het haar kort geknipt. Ze bleef zich gedragen als een man, met een sigaret aan haar lippen en stevige mannelaarzen aan haar voe ten. Wat ze in die duistere lange reeks van jaren uitspookte en waar ze uithing, nie mand wist het te vertellen. Zijzelf sprak er later ook niet over. Zeker was het wel dat ze langzamerhand verkom merde. Ze werd een echte zwerfster, zonder woning, zonder vaste woonplaats, levend van wat haar werd toegeworpen totdat er iemand bij Bertha, oma's dochter in Bandung, kwam vertellen dat hij Mia had gezien. 'Ze zag er verschrikkelijk uit', zo zei hij, 'grijs, verschrompeld en in lom pen, maar nog steeds gekleed als man'. Zo werd Mia gevonden en Bertha meldde het bericht aan oma in Neder land. Met de invloed die Bertha's man kon uit oefenen werd er een plaatsje voor haar ingeruimd in het tehuis. Mia mocht zich gelukkig prijzen dat ze daar een plaatsje kreeg toegewezen want veel van derge lijke asiels voor zwervers en daklozen waren er nog niet in Indonesië. Ze had nu een dak boven het hoofd en een beetje eten in haar kommetje, al was het weinig. Er was nog een groot geluk: ze waren allemaal erg aardig voor haar in het tehuis en ze mocht haar manne kleren blijven dragen en ook haar kort geknipte haar en manneschoenen vorm den geen probleem. Regelmatig schreef Mia een postblad aan oma in Nederland. De brieven die ze schreef waren wel vaak klaagzangen. Ze zeurde over het schrale eten; ze knorde over het saaie leven en haar brieven ein digden meestal: 'Stuur me een beetje geld voor snoep', waarop oma dan wat geld overmaakte. Zo eens in het jaar stuurde oma een zak vol gedragen maar nog goede kleren per zeepost naar Mia. Het beste zocht Mia voor zichzelf uit en dat waren heren pantalons en overhemden. Met wat overbleef kon Mia ruilhandel drijven of verkopen. Toen oma aan Mia had gevraagd wat voor oleh-oleh ze voor haar kon meene men had Mia geschreven: een horloge. Ze had precies beschreven wat voor horloge het moest zijn: een heren- 28

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1992 | | pagina 28