Brisbane callins Bali, Pontianak Beautiful Isle of somewhere... "Fasten your seatbelts, we are going to land!" Een uur later zitten we in een mooie au tobus, die ons naar hotel Melia Bali Sol in Nusa Dua brengt. Het is een vijfsterren hotel met meer dan 4000 kamers. De lobby is enorm met heel mooie schilderijen. Onze kamer heeft een eigen voorgalerij die uitziet op de schitterende tuin met prachtige palm bomen en planten. En nu komt iets tegenstrijdigs: Ik voel me niet senang. Ik ben niet echt in Indonesië. Is het, omdat ik de hele dag Engels moet praten of is het de luxe om mij heen... Na een aantal dagen ga ik naar Bali nese vrienden. Daar beleef ik intens 'my being in Indonesia'. Agus en Si len wonen in een wankel driekamer huisje, even buiten Den Pasar. Zo fijn om elkaar weer te zien. Ik zit op de rand van een baleh-baleh bij gebrek aan een stoel. Maar op tafel staat een heerlijk gerecht, gemaakt van jonge klapper, naast een mandje met rode ramboetans. Nergens is de koffie zo lekker als in Bali. Deze mensen, die moeten leven van een salaris dat bij ons een zakcentje zou zijn, hebben een sterke, goede levensopvatting. Er is stille tevredenheid, een optimisti sche kijk op het dagelijks gebeuren, die zich aan mij mededeelt. Zo vroeg ik Si len wat zij zou doen als ze ineens veel geld kreeg. "Belom Taoe" zei ze naden kend. De man op de tv in Australië die een half miljoen won, antwoordde op de vraag "what are you going to do with it?" hetzelfde: "Don't know yet". Een magere kip rent kakelend door de ka mer en Si Putuh, de hond, zoekt ook een plaatsje op de baleh-baleh. Ik schuif wat onder de schaal op tafel. Si len kijkt er met glinsterende, lachende ogen naar en tilt direct de schaal op. "Adoe, terlaloe!" juicht ze en drukt haar bolletje tegen mijn schouder. Na het lekkere hapje laat Agus mij vol trots het lapje tuin zien dat zijn eigendom is. Wat een prachtige papaja's! Er wordt direct één voor mij geplukt. De djagoeng en de ketella staan er ook goed bij en het kleine manggaboompje draagt zowaar al vruchten. Er sluipt een blij geluk in mijn hart. Wat een zegen om op dit plekje te mogen zijn. Een taxi brengt mij wat later naar het huis van Lucy en Djasmin, andere vrien den die het veel ruimer hebben. Een enorm huis met grote galerijen en een echt oud Indische eetkamer. Mijn kamer ziet uit op een djamboe ajer-boom en een hok vol koetilans. In witgekalkte putten groeien orchideeën en caladiums. Lucy en Djasmin hebben drie bedienden: Mah, Njoman en Ketut. Mah, een lange, tengere vrouw van mid delbare leeftijd met veel gevoel voor hu mor. Ze moet vroeger een mooi meisje zijn geweest. De hele dag zorgt ze voor Ons hotel in Nusa-Dua, Bali. hete koffie en een dadam, ketella goreng, pisang rebus of een schaaltje kolak. Ketut en Njoman zijn een jaar of acht tien. Met z'n drieën hebben ze één bed en één kamer. Er is verder geen meubi lair. Alleen staan er drie kleine blikken koffertjes. 's Nachts, om drie uur, begint het werk van de bedienden. Er wonen negen mensen in het huis, waaronder vier vol wassen mannen, dus begint men zo vroeg mogelijk aan de enorme was. Om vijf uur staat er koffie en nasi goreng klaar voor de overige bewoners van het huis. Om zeven uur ben ik alleen met de bedienden tot 's-middags drie uur. In die tijd wordt het hele huis geveegd en ge dweild. De vogels worden verzorgd, de bedden opgemaakt en de planten bego ten. Mah resideert in de keuken en om elf uur is er een volledige rijsttafel; ook om drie uur, als iedereen thuis is van het werk. 's-Avonds tien uur rollen de be dienden doodmoe in hun bed. Ja, ze hebben vrij 'logies', lekker eten en soms een baadje. Maar nooit een dag vrij en hun salaris bedraagt, omgerekend, 10 dollar per maand. Daarom moe ten ze sparen om naar huis te kunnen gaan. De 'gotong rojong' heeft hen geleerd om thuis met wat geld te helpen. Mijn vaste plek is het platje voor het huis met uitzicht op een kleine pisangplantage. Er zijn pisang bomen van wel 5 meter hoog. Vaak komen er vrouwen om de prachtige glanzende bladeren af te snijden voor een offerande. Als ik dan zo zit, hurkt Njoman naast mij op de grond. Haar hoofdje tegen mijn knie. Dan zingt ze voor me of ze vertelt over haar vader die boer is. Njoman 'helpt' met het schoolgeld voor haar broertjes. Ze kan nooit iets voor zichzelf kopen. Haar kostbaar 'bezit' is een koperen ringetje met een vuursteentje. Soms drukt ze mijn hand tegen haar gezichtje en zegt dan zacht jes: "mamma!" Er komt een man met een grote boengkoesan op het erf. Ik wil wel eens zien wat hij te koop heeft. Ook Ketut en Mah komen er bij. Sa rongs in mooie kleuren en motieven. Wat zijn de mensen hier toch kunste naars, denk ik, want de ene sarong is nog mooier bewerkt dan de andere. Ik knik naar de drie die zwijgend als beto verd toekijken. "Elk een nieuwe sarong?" Ongelovig houden ze telkens een andere sarong tegen zich aan. Als de keuze is gemaakt, begint het ge-tawar en ze zien toe dat ik geen cent te veel betaal. Het leven van die drie is voor mij het mooiste, echte stukje Indonesië. TILLY BREEMAN Moesson-medewerkster zit aan het eind van de werkweek in de tram naar huis. Als de tram stopt ziet ze in een een auto, die wacht tot de tram gepasseerd is, een leuke Indische jongen in een azuurblauw t-shirt waarop met witte letters staat: Pontianak. Leuke jongens komen er van Pontianak, denkt ze bij zichzelf. Even la ter gaat de jongen rechtop in zijn stoel zitten en ziet ze dat er niet Pontianak op zijn t-shirt staat maar... Postbank. Saai deze! 47

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1992 | | pagina 47