achtergrondgedachte dat we terug zou den gaan naar Indonesië. Dat uitte zich bijvoorbeeld in de opleiding die we moesten kiezen. Een zelfstandig beroep daar kon je in Indonesië mee uit de voe ten. Met mijn moeder spraken we alleen maar Indonesisch, zij beheerste het Ne derlands niet en heeft het ook nooit ge sproken. Ze leefde heel geïsoleerd. Kwam ook wel door mijn vader. Een zeer erudiet, serieus levend en uiter mate intelligent mens, die hoge eisen stelde aan zijn kinderen en, heel princi pieel. Had weinig behoefte aan sociale contacten. Voor mijn moeder was het verblijf in Nederland niet leuk. Mijn va der had door zijn werk natuurlijk veel contacten en wij kinderen, hadden heel veel vriendjes. We leefden buitens huis als Nederlanders. Dat mijn vader voor zijn principes stond kwam naar voren in 1957 toen de Unie met In donesië werd verbroken. Hij moest toen als advocaat de eed van trouw aan de Koningin afleggen. Dat heeft hij geweigerd en moest daardoor uit de advocatuur stappen. Hij was Indone sisch onderdaan en zou dat ook altijd blijven. Heeft toen een baan aangeno men als jurist in Haarlem." "Zelf ben ik medicijnen gaan studeren in Leiden. Een vrij beroep. Na een aantal jaren ben ik geswitched naar economie in Rotterdam. Dat trok me meer. Mijn vader vond zijn kinderen uiteindelijk niet geslaagd en niet intel ligent genoeg. We leefden niet strikt genoeg en mijn studiewisseling viel niet in goede aarde. Hij heeft zich nooit echt neergelegd bij mijn Neder landse levenswijze. In mijn 'Sturm und Drang'-tijd ben ik nog voorzitter ge weest van de Indonesische Studenten Vereniging, het PPI. Het was een (po litiek) leerzame periode. Je woonde dan conferenties bij in het buitenland en ontmoette veel Indonesische mensen. Overigens kan je 'studie' kliekjes herken nen in de samenstelling van de Indo nesische regering. Toen de Indonesiërs niet in Nederland studeerden maar bij voorbeeld in Berkeley in de Verenigde Staten, bestond later de regeringskliek uit oud-Berkeleystudenten. Nu bijvoor beeld zitten er drie oud-studenten uit Rotterdam hoog in de regering." "Met mijn studiegenoten had ik altijd hele gesprekken, debatten over de ver houding Nederland-lndonesië. Ik ben het altijd wel eens geweest met Soekarno. Hij stond voor één taal, één vlag en ie dereen een opleiding. Zijn intenties wa ren goed. In het voormalige Nederlands- Indië was dat anders. De regenten kre gen een opleiding en behoorden meestal tot de toplaag. De Indo-Europeanen vie len vaak tussen wal en schip en het arme deel van de bevolking kreeg helemaal geen kans om een opleiding te volgen. Laat ik wel hieraan toevoegen dat Ne derland niet meer en niet minder heeft gedaan dan welk ander verfoeilijk kolo niaal bestuur dan ook." "In 1966 zijn Stannie en ik getrouwd. Ook dat werd mij niet in dank afgeno men. Als nazaat van een oud Atjeh's regentengeslacht was er al een vrouw voor mij gekozen, door mijn vader. Dat heb ik geweigerd. Ik voelde mij Neder lander, ondanks mijn opvoeding en Indo nesisch paspoort. Mijn zusje is wel uitge huwelijkt. Ze zat op de HBS in de In zijn schaarse vrije tijd, staat Achwar ook wel eens in de keuken. eindexamenklas toen er een neef uit de States kwam. Hij bleef maanden lang hangen bij ons thuis. Eerst hadden we niet door waarom. Toen de reden van zijn aanwezigheid duidelijk werd, hebben we nog met mijn zusje gepraat, maar zonder resultaat. Binnen zes maanden waren ze getrouwd, school niet afge maakt. Zo was het beslist, ze had er vrede mee en woont nu al 25 jaar in Jakarta, heeft vijf kinderen, waarvan er drie in Nederland studeren. Of ze geluk kig is, betwijfelen wij." "Stannie kon slecht overweg met mijn vader. Discussies ontsponnen zich regel matig, met wederzijds respect. Zij sprak zich duidelijk uit als ze het ergens niet mee eens was (nog steeds trouwens). Zij kon het wel goed vinden met mijn moe der, ondanks de taalbarrière. De enige wens trouwens die mijn moeder had, was begraven te worden in het graf van haar moeder in Medan. Die wens heeft mijn vader gerespecteerd. Toen zij in 1981 overleed, zij was toen 65 jaar, kwam ik voor het eerst weer in Indone sië. Natuurlijk ging dat volgens de tradi ties. De hele familie was er. Ik herkende alleen nog mijn tantes, zeg maar de oude garde. Van de neefjes kende je eigenlijk niemand. In gesprekken haal je dan her inneringen op aan hoe leuk het was en wat we allemaal gedaan hadden. En dan gebeurt er iets on-Nederlands. Je kent de gevolgen niet van wat je gezegd hebt. De volgende dag werd ik rustig wakker, sarong aan, kreeg meteen koppie toe broek op de veranda. In de tuin stond een aantal mensen te wachten. Toen ik vroeg waar dit allemaal voor was, werd mij uitgelegd dat wij naar de plekken zouden gaan waar we gis teren over gesproken hadden. Mijn 'oude herinneringen' ophalen werd geïnterpreteerd als wens van de oudste neef." "De cultuurschok van Nederland naar Indonesië is gering, je past je heel makkelijk aan, aan het 'ver wende' leven. Als mens heb je daar blijkbaar geen moeite mee. Het is makkelijk om terug te vallen in zulke gewoonten. Maar dan, de weg terug, van een zeer kort verblijf in Indone sië naar het normale leven in Neder land, dat is een schok!" "Ja," zegt Stannie, "ik weet nog zo goed dat ik die dag koffie zat te drin ken met twee vriendinnen, een aantal dingen besprekend over mijn cursus sen, toen we Achwar de trap af hoorden komen. Hij was net terug en had even geslapen. We hadden elkaar amper gesproken. Toen hij binnen kwam riep hij om koffie en maakte het welbekende handgebaar. Mijn vrien dinnen en ik hebben hem met verbazing zitten aangapen. Of hij wel goed bij zijn hoofd was. Zo gaat dat toch niet hier." Achwar is het met haar eens. "In 1976 heb in de Nederlandse nationa liteit aangevraagd, zij het met de nodige emotionele problemen. Ik zag het als een definitief afscheid. Uiteindelijk heb ik het maar om praktische redenen gedaan. Voor mijn werk reis ik de hele wereld af. Maleisië bijvoorbeeld daar heb je als Nederlander geen visum voor nodig. Wel als je Indonesiër bent. Ik kreeg er één voor twee weken, maar ik wist van te voren dat het niet genoeg was. Ik moest in Maleisië zijn om een werf van IHC, waar ik toen werkte, te analyseren en de financiering te regelen. Na die 8

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1992 | | pagina 8