WOEDANI - QUISQUALIS INDICA Rangoon kruiper Familie: Combretaceae combreta-achtigen. Woedani is een hele mooie slingerplant met ranken van vijf meter. Het is haast niet te geloven dat deze plant tot dezelfde familie behoort als de Terminala Catappade Indische amandelboom of Ketapang. In heel Azië is deze slingerplant te vinden, als haag en klimplant tegen ge vels of als prieeltje. Door haar snelle groei wordt zij regelmatig gesnoeid om haar in toom te houden. 26 Bloemen van de Quisqalis Indica Bali januari 1992. Quisqalis Intica, een bloeiende tak In de maand januari zag ik op Bali tijdens onze wandeling in Kuta een prachtig prieeltje voor het huis, helemaal bedekt met de bloeiende Woedani. De eigenaar was met zijn vrouw bezig de plant dras tisch te snoeien. Heel veel bloeiende takken lagen verspreid op de grond. Na een praatje gemaakt te hebben mocht ik van de vriendelijke eigenaar enkele tak ken meenemen naar het hotel. Ze blij ven lang fris in de vaas en zodoende kon ik ze goed determineren. Hij noemde de plant Kcarbang Ringani en ik schreef het op in mijn botanieschrift zodat ik de naam niet kon vergeten. Later hoorde ik nog vele namen voor dezelfde plant zo als: Bidara, Ceguk, Sukuncia, Rabet Dani, Kacekluk en nog meer. Als de plant twee jaar oud is gaat ze voor het eerst bloeien. De bloemen zijn werkelijk beeldschoon. Ze bloeien in lange trossen aan het eind van de takken. Het bijzondere van deze bloemen is dat ze bij het opengaan wit zijn en dan verkleuren naar rose met rode strepen en dan pas diep rood kleuren. Iedere bloem staat op een zes centimeter lange ronde licht groene steel. De bloemen meten vier centimeter in doorsnee. De bloem kelk is lichtgroen en vijf-tallig. De bloemkroonblaadjes vijf in getal, tien meeldraden en een onderstandig vruchtbeginsel. Aan de lange licht groene slappe twijgen staan de kort- gesteelde bladeren tegenover elkaar. De eivormige toegespitste tien centi meter lang en zes centimeter brede bladeren hebben lichtgroene nerven. Het blad is enigszins ruw, mat glanzend, gaafrandig, donkergroen en gegolfd. De onderkant van het blad is dofgroen. Als de bladschijf afvalt ver hardt het achtergebleven bladsteeltje en groeit uit tot een bladdoorn. Het gevleugeld stervormig vruchtje is tweeënhalf bij één centimeter. De vruchtwand is perka mentachtig, vijf-delig en bezit één zaadje wat precies de vorm heeft van het vruchtje. De zaadhuid is ruw, de kern wit. Het zaad smaakt enigs zins bitter en bevat een gele olie, alca- loïden en organische zuren. Het zaad wordt gebruikt als anti wormmiddel. Het na deel van deze kuur is dat men er duizelig en misselijk van kan wor den. Dit anti-worm- middel wordt gemaakt van drie a vijf rijpe ge- Woedanistruik droogde vruchten of zaden. Deze wor den fijngestampt en vermengd met stroop, waarna het kan worden opge dronken. Een aftreksel van de wortel is ook een anti-wormmiddel. Een stuk wortel van circa veertien centimeter lang wordt met twee kopjes water, wat gula djawa (javaanse suiker) erbij, ingekookt tot de helft overblijft. Dit drankje moet vóór de maaltijd worden ingenomen. Men heeft proeven genomen bij dieren met extracten van deze plant en het is gebleken dat deze extracten zuiverend werken op tumoren (gezwellen). NETTY SELDER (Quisqalis Indica- Bali)

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1992 | | pagina 26