en de dingen die niet voorbijgaan Door Edy Seriese "De geschiedenis van Indische mensen is nog niet geschreven. "Zo begon in 1990 een serie artikelen van Edy Seriese over Indische mensen en hun historische achtergrond. Op basis van Jean Gelman Taylors Smeltkroes Batavia (1983), betoogde Edy Seriese dat de geschiedenis van Indische men sen niet -zoals meestal wordt aange nomen- ergens in de 19e eeuw begint, maar in 1596als de eerste Nederlan ders in Indonesië voet aan wal zetten. Als in Europa de slag bij Nieuwpoort woedt, begint in de VOC-vestigingen de ontwikkeling van de Indische Mestiezencultuur. In de 18e eeuw be reikt die cultuur haar hoogtepunt als ze de koloniale maatschappij beheerst en zich genesteld heeji in de hoogste regionen van de Indische maatschap pij: het hof van gouverneurs-generaal. In de 19e eeuw, als de kolonisatie van Indonesië van karakter verandert, vervult ze een intermediaire functie tussen de totok-Nederlanders en de Indonesiërs die dan voor het eerst met elkaar in contact treden. In de 20e eeuw wordt de Mestiezencultuur in de kolonie teruggedrongen tot een thuis- cultuur en na de oorlog en de dekolo nisatie raakt ze verspreid over de we reld. De opvatting dat Indische mensen erf genamen zijn van de Mestiezen- cultuur is geen algemene. In het na volgende wil Edy Seriese aannemelijk maken hoe de rechtstreekse lijn van de Mestiezen tiaar de huidige groep Indische mensen tot stand is gekomen: via cultuuroverdracht van moeder op dochter. Bij wijze van (voorlopige) af sluiting van haar artikelenreeks uit 1990. In verband met de lange pe riode tussen de vorige artikelenreeks en deze worden delen uit de vorige ar tikelen herhaald, opdat het navol gende een zelfstandig te lezen artikel is. l"I,JtldiSC\rtC"Se" Geschiedschrijving De geschiedenis van Indische mensen is nog niet geschreven. En die kan ook niet geschreven worden zonder de actieve inbreng van de mensen die met elkaar die geschiedenis gemaakt hebben. Wel komen we -sporadisch- voor in ander mans geschiedenisboekjes. Maar die ge schiedenisboekjes gaan dan eigenlijk over anderen. Over totok-Nederlanders met name. Die wonen in Europa, trekken het zeegat uit, ontdekken nieuwe werelden, verbazen zich daarover, bekritiseren al les wat afwijkt van hun eigen wereld beeld), veroveren die nieuwe werelden met zwaard en/of de bijbel, en keren weer naar hun vaderland terug om daar over te verhalen. In zo'n geschiedenis komen andere men sen, Indianen, Aboriginees en ook Indische mensen dus nauwelijks voor. Behalve als probleem: het probleem van de hun land verdedigende Indianen, of van de eeuwig dronken Aboriginees, of - in ons geval: het probleem van de wer keloze Indo, van de Indo-pauper, van de assimilatie van de Indo. Alsof alle Indi sche mensen Indo zijn, alsof alle Indo's paupers zijn, en alsof alle paupers per definitie een probleem zijn voor elke sa menleving. Maar door die voorstelling van zaken weten wij niet beter dan dat Indische mensen in problematische hoeveelheid in de 19e eeuw 'ontstonden', dat ze veel steun en zorg van de totoks behoefden en dat ze dan -omdat ze zo vlijtig en plichtsgetrouw waren- de lagere mili taire en ambtenarenbaantjes in de kolo nie konden vervullen. Het feit dat som mige Indische mensen het tot generaal, of zelfs tot gouverneur-generaal brach ten, bevestigt in dit geschiedbeeld alleen de opvatting dat elke regel haar uitzon dering kent. Maar een dergelijk geschiedbeeld leeft natuurlijk alleen maar in het brein van een geschiedschrijver die van plan is een geschiedenis te schrijven van bijvoor beeld de glorierijke aanwezigheid van de stoere zeevarende natie Holland in Azië. In zo'n plan zijn paupers, Indo's, Indische mensen inderdaad een probleem. Want in zo'n glorierijke geschiedenis past im mers geen armoede van (Indische) Ne derlanders. En succesrijk kan in zo'n ver haal natuurlijk alleen zo'n stoere bonk uit Europa -en niet een Indo- zijn. Maar als je nu van plan bent een heel an dere geschiedenis te schrijven, bijvoor beeld de geschiedenis van een stad, Batavia, en je besluit daarbij vooral te letten op de manier waarop de verschil lende bevolkingsgroepen in de stad ten opzichte van elkaar stonden, dus hoe ze elkaar, hun groepsgenoten: man, vrouw, kinderen behandelden, en hoe elke groep andere groepen behandelde. Dan kun je als geschiedschrijver weliswaar niet onder de totok-Nederlanders uit omdat ze daar immers het zeegat kwa men invaren, maar je schrijft wel een heel andere geschiedenis. Een geschiede nis waarin Indische mensen centraal staan, welke benamingen ze door eeu wen heen ook van de (totok) geschied schrijvers hebben gekregen. Dan schrijf je over de positie die de nakomelingen van Hollanders met Aziaten hebben ver vuld in de periode dat de Hollanders in Indië poogden de dienst uit te maken. En over de wijze waarop hen dat in de loop der eeuwen gelukt is. Zo'n geschiedenis schreef Jean Gelman Taylor in eerste aanzet. En de vraag is in welk geschiedenisbeeld Indische mensen zich het meest herkennen. In het tot nu toe algemeen geldende: Indisch pauper probleem of in dat van Taylor dat nu volgt. In verband met die vraag wil ik u (deels opnieuw) laten kennismaken met een aantal historische figuren, die alle drie op eigen wijze deel uitmaken van onze voorgeschiedenis. De eerste drie heb ik uit het werk van Taylor gepikt. Laat u niet van de wijs brengen door het hoge totok-gehalte van de geschiedenissen. Onze historie is nu eenmaal sterk ver weven met die van de hun-zeegat-uit- trekkende-Nederlanders. De kolonise rende totok uit Europa duikt steeds in onze geschiedenis op, als partner, of als probleem. Maar dat betekent niet dat 35

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1992 | | pagina 35