36 hun geschiedenis geheel samenvalt met die van ons. En niet zijn koloniserende handelingen zijn hier aan de orde, maar de wijze waarop wij, Indische mensen, met dat probleem of die partner in het verleden zijn omgegaan. Centraal staat dus: de geschiedenis van Indische mensen. De zeventiende eeuw De eerste figuur die ik (weer) aan u wil voorstellen is Maria van Aelst. Haar geschiedenis speelt zich af in de jaren dertig van de 17e eeuw. Ze woont in Batavia, de hoofdstad van de VOC- gebieden. Ze heeft zeker 200 bedienden, waarvan er twee alleen dienen om bij het kerkbezoek de gouden pajong en het dirihstel achter haar te dragen. Twintig anderen zijn er alleen om haar te escorteren bij haar middagrijtoer. Aan de luxe waarmee de bedien den getooid zijn, is bij benadering Maria's eigen fortuin af te lezen: ze dragen zijden en linnen kleding met zilveren of I- ederen kragen. Maria's eigen juwelen zijn zo bijzonder en talrijk dat reizigers uit Europa denken dat zij een prinses is. Maar dat is ze niet. Ze is de vrouw van Gouverneur-Generaal van Diemen, met wie ze in 1630 toen hij nog Raad van Indië was, is getrouwd. Met haar huwe lijk doet Maria van Aelst haar intrede in onze geschiedenis. Niet alleen omdat haar man zo belangrijk is, maar vooral omdat ze leeft op een wijze die door vers aangekomen reizigers uit Europa als schandalig betiteld wordt. Maria leeft inderdaad in een luxe die in het Europa van die tijd ongekend is. Toch is het niet zozeer haar rijkdom die haar doet opvallen. Het is haar on-Ne- derlandse gedrag. Ze leeft in semi- purdah: in een gemeenschap van vrou welijke bedienden en kinderen waarin mannen nauwelijks worden toegelaten. En waarbuiten ze zich nauwelijks ver toont, behalve voor haar dagelijkse rijt oer en haar zondagse kerkgang. Op doordeweekse dagen kleedt ze zich niet in de dikke stijve kleding uit Europa, maar in losse, koele gewaden en dan draagt ze ook geen schoenen. Ze baadt zich wel drie keer per dag in de rivier en trekt dan ook steeds schone kleren aan. Als er iets belangrijks staat te gebeuren, brandt ze wierook om de geesten en haar voorouders gunstig te stemmen, en ze gaat nooit op reis zonder daarvoor de goede dag uit te rekenen. Ze eet rijst, en groenten en vruchten die in Holland niet bekend zijn. Ze drinkt nooit alcohol en gebruikt geen tabak. In plaats daarvan kauwt ze sirih, die ze met de benodigde ingrediënten in een speciale doos be waart. Bezoek ontvangt ze half liggend op rieten matten die op de grond liggen. Ze biedt haar gasten drankjes aan die import-Europeanen vreemd zijn en ze laat hen door haar slavinnen amuseren haar leefwijze getuigt: de Mestiezen- cultuur. Even terug Hoe kwam die cultuur in de Oost? Die was er in aanleg al toen de Hollan ders daar arriveerden. Ze was in de voorgaande 100 jaar ontstaan uit contact van de Portugezen met de plaatselijke bevolking op alle plaatsen langs de Aziatische kusten waar de Portugezen Het stadhuisplein met stadhuis en Grote Kerk (rechts) te Batavia omstreeks 1760. met Aziatische zang en topeng. Maria's kinderen worden door haar slavinnen gezoogd en verzorgd. En ze spreekt - ook met haar man en dochters- geen Hollands maar Mestiezen-Portugees. Een taal die in dekolonie is ontstaan uit het Portugees en allerlei contacttalen. Met haar zoontjes spreekt ze al helemaal niet: die zijn op hun derde jaar voorgoed naar Holland vertrokken, en schrijven kan Maria niet. Die vers uit Europa gearriveerde bezoe kers konden dit allemaal wel schandalig vinden. Maar dat nam niet weg dat Maria van Aelst in de jaren dertig van de 17e eeuw dé toonaangevende dame was voor de gehele koloniale samenleving. Dus niet alleen voor de bewoners van Batavia, maar voor de inwoners van alle VOC-vestigingen, met name voor de vrouwen, weduwen en dochters van oppperkoopmannen, pakhuismeesters, presidenten en hoofden van factorijen, van fiscalen, rechters en Raden van Indië die samen de maatschappelijke elite van de VOC-vestigingen vormden. Maria was vanaf 1636 hun 'first lady'. Haar aantre den kan gezien worden als het moment waarop de koloniën er officieel voor uit komen dat de heersende cultuur in de koloniën de cultuur was waarin Maria van Aelst was opgegroeid en waarvan zich gevestigd hadden. De Hollanders verdreven de Portugezen waar ze kon den en namen hun vrouwen en nakome lingen bij zich in huis als slaven. Nu waren de Hollanders anderssoortige kolonisatoren dan de Portugezen. Zij wilden zich in de veroverde gebieden niet vestigen, zoals de Portugezen. Zij wilden alleen vestingen bouwen waarin vrijgezelle soldaten in volle overgave de vrije doortocht van Holandse schepen in die gebieden zouden garanderen. De Heren XVII in Holland verboden daarom emigratie van vrouwen en meisjes naar de koloniën. Maar daar ter plaatse zat de Hoge Regering met het probleem dat zich in de VOC-vestingen eenvoudigweg toch samenlevingen ontwikkelden, niet met Hollandse maar met Aziatische vrouwen, buitgemaakt op de Portuge zen. Die samenlevingen moesten ook bestuurd worden. En tegen de wil in van de Heren XVII in Holland stond de Hoge Regering in Batavia haar VOC-die- naren toe met die Aziatische vrouwen te trouwen. Zij kregen daardoor zelfs de Europese status. Verder vond de Hoge Regering het goed dat VOC-dienaren en ook vrijgekochte of vrijgelaten slaven zich als vrije burgers blijvend in de koloniën vestigden. En ze verbood Aziatische vrouwen en kinde ren naar Europa te emigreren, in de

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1992 | | pagina 36