Jeugdherinneringen uit de dertiger jaren Speeltuin VANAF DE ZIJGALERIJ Ze heeft niet willen poseren voor de foto, ze is gewoon door gedraafd, daar door is het beeld van een klein meisje met kort steil haar, in een witte hansop, onduidelijk, schimmig. Er rent een spookkind door een grote Indische tuin alsof ze doelbewust op iets af gaat. Haast je niet, spookkind, haast je niet. Speel nog wat langer in die grote veilige tuin die voorgoed vastgelegd is op een foto en in het geheugen. Dat is alles eens ge weest, maar het is niet weg. Iemand schreef onlangs in de NRC, na een bezoek aan de plek waar eens zijn ouderhuis stond: "Wat weg is, is er nooit geweest". Want, zegt hij, "de her innering legt het af tegen je ogen". Als je je ogen gebruikt bij een bezoek aan een huis van lang voorbije jaren en je komt voor een geheel veranderde wo ning te staan, voor een ruïne of voor Mijn vader werkte als tractie-ingenieur, hoofd van Tractie, Materieel en Werk plaatsen bij de Staatsspoorwegen te Bandoeng. Hij had de baan van zijn dro men en was verslaafd aan locomotieven. Mijn moeder kreeg het al benauwd bij de gedachte aan zijn pensionering. Mijn broertje en ik waren enigszins geïnfecteerd door zijn passie. Als hij in zijn vrije tijd naar het station ging, wisten we niet hoe snel we in de auto moesten klimmen. In onze ogen was een locomo tief het leukste speelgoed. Vooral het station fascineerde. Je stond dan op het perron te wachten op een trein. In de verte zag je een heel klein wit puntje, een trieste open plek, is het oude huis er dan nooit geweest omdat het weg is? Dat hangt af van het oog. Een Hollands oog is nuchter: misschien is het waar dat de herinnering het af kan leggen tegen de ogen. Maar men moet niet alleen een huis maar het hele land van herkomst, met alles wat dat inhoudt, onherroepe lijk verloren hebben om ondanks de koude observatie van de ogen de herin nering aan wat vroeger was ongeschon den te kunnen oproepen. "Wat weg is, is er nooit geweest". Als dat waar was, dan zit een hele bevolking van Indische repatrianten met een verle den dat nooit geweest is, want de hele oud-Indische samenleving is weg. Ze zouden net zo goed massaal aan geheu genverlies kunnen lijden want dan zou alles wat achter hen ligt, op een van die groene eilanden, een blank scherm zijn. Madonna zingt in haar nieuwste song: "This used to be my playground..." Ze bezoekt de stad van haar jeugd en ze blijft staan op de plek waar vroeger haar speelplaats was. "Waarom zeggen ze al- dat langzaam veranderde in een witte pluimpje. Steeds groter werd het en als je bleef kijken, zag je onder die witte pluim het treinstel verschijnen en voor dat je het wist, hoorde je knarsende en gillende remmen en sissend stoom van alle kanten. Uit de wagons kwamen drommen mensen met onvoorstelbare hoeveelheden bagage, manden, kippen, opgerold textiel en kinderen op de rug. In enkele minuten waren de wagons leeg en de mensen die op het perron hadden staan wachten, gingen de wagons in. Het vertreksein, gestamp van de wielen, weer gesis van stoom en voort ging de trein, ledereen was van het perron ver- tijd, kijk niet achterom, houd niet vast aan het verleden...." Haar antwoord is: niet aan het verleden vasthouden, dat is teveel gevraagd. "Say goodbye to yester day, those are words I'll never say...." De speeltuin van haar jeugd is weg, maar ze zal nooit afscheid nemen van wat gis teren, lang geleden, was. Nog pas gisteren. GREET GAUDREAU dwenen. Alles leeg en ruim. De bergen steenkool kon je ruiken en deden den ken aan de geur van bos, grond en voch tigheid en het licht van de zon toverde zilveren sterretjes op het diepe zwart. Jaren later in oktober 1982 kwam ik pas weer in aanraking met een locomotief en wel de Bergkoningin. De Indone sische regering schonk een Mallet loco motief aan het Spoorwegmuseum te Utrecht. Als kinderen van mijn vader waren mijn broer en ik uitgenodigd bij de overdracht. Het was voor mij een hele belevenis om daar op die dag in de cabine te mogen klimmen van de Berg koningin, de koningin in het leven van mijn vader. MEVROUW E.C. BERG

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1992 | | pagina 48