Op 17 augustus jl. werden de drie dra- kenflguren in een processie naar het ver brandingsterrein achter het paleis gevoerd, waar ze vervolgens werden ge zegend. Intussen verrichtten priesters binnen de paleismuren de voorgeschre ven rituele ceremoniën voor de grote plechtigheid die op 23 augustus plaats vond. De gehele Ngaben-ceremonie duurde van 17 augustus tot 20 septem ber. rijk Gèlgèl zich uit tot Blambangan in Java's Oosthoek, Lombok en West- Sumbawa. In 1651 brak een opstand uit, toen de rijksbestuurder Gusti Agung Maruti zich van de macht meester maak te. De vorst Dalem di Made vluchtte. De zoon van de verdreven vorst, Dewa Agung Jambe wist in 1686 Maruti te ver drijven. De hoofdplaats Gèlgèl werd in deze strijd verwoest en de residentie van het rijk werd naar Klungkung verplaatst. De vele verdiepingen tellende hoge verbrandingstorens. GIANYAR EN ZIJN HISTORIE Men neemt aan dat de Hindoeisering van Bali reeds begonnen is rond de 4e-5e eeuw, toen handelaren er zich vestigden. De sterk gehindoeiseerde cultuur van het eiland kreeg een krachtige impuls, toen ten tijde van de verovering van Majapahit door de Islamieten in 1527 vele duizenden Hindoepriesters, edelen, krijgslieden en kunstenaars de wijk namen naar Bali. In 1343 werd het Balische rijk Bedahulu door Majapahit onder leiding van de rijksbestuurder Gajah Mada veroverd. Gajah Mada wees een Brahmaan uit Pasuruan, Sri Kresna Kepakisan, aan tot onderkoning van Majapahit over Bali. Over de districten, waarin het rijk werd verdeeld, werden gouverneurs aange steld, Javaanse edelen, die met Kepakisan naar Bali waren gekomen. Kepakisan werd de stamvader van de vorsten van Gèlgèl (de residentie) en Klungkung. De vorsten van Gèlgèl voerden de titel Dewa Agung (Grote Godheid), soms ook de Javaanse titel Susuhan. Naarmate de macht van Majapahit taande, werd de band met Bali losser totdat het zich geheel onafhankelijk maakte. In zijn bloeitijd, eind 15e-16e eeuw, strekte het In de jaren 165 I -1686 hadden zich de hoofden van de verschillende landschap pen zelfstandig gemaakt, zodat er ten slotte op Bali negen rijkjes ontstonden: Klungkung (waarvan de vorst, de Dewa Agung, zijn oppergezag had verloren maar door de andere vorsten nog bleef erkend als geestelijk leider), Karangasem, Buleleng, Jembrana, Badung, Tabanan, Bangli, Gianyar en Mengwi. Deze rijken voerden onder elkaar veelvuldig strijd. De traditionele titel van de regerende vorsten van Gianyar is Dewa Manggis (Manggis was de plaats van herkomst van de familie). De eerste aanraking van Gianyar met de Nederlands-Indische regering vond plaats in 1818 toen de regeringscommis saris Van den Broek Bali bezocht om relaties met de vorsten aan te knopen. Hij werd door Dewa Manggis V hoffelijk en vriendelijk ontvangen maar de vorst, die een bekwaam staatsman was, was niet bereid zich tot iets te verbinden. Ook zijn zoon en opvolger Dewa Manggis VI weigerde in 1843 een verdrag te ondertekenen dat verschillende ande re Balische vorsten hadden gesloten met de regering. Gianyar was in die tijd een van de meest geordende en welvarende delen van Bali. Het werd voortdurend bedreigd door zijn naburen Klungkung, Bangli en Badung, en werd in 1883 door Klungkung geannexeerd. Dewa Manggis VII overleed in ballingschap. In 1893 werd door zijn zoon Dewa Pahang de zelfstandigheid van Gianyar hersteld. In 1900 stelde Gianyar zich onder bescherming van de Nederlands-Indische regering. De vorst Dewa Gde Raka (Dewa Manggis VIII) werd stedehouder van het gouvernement. Gianyar werd een zg. gouvernementslandschap, een gebied namens het gouvernement en onder leiding van een controleur BB bestuurd door een stedehouder of regent, een tussenvorm tussen direct bestuurd gebied en zelfbesturend land schap. De stedehouder van Gianyar trad in 191 3 af en werd opgevolgd door zijn zoon Ide Anak Agung Ngurah Agung, die de titel regent kreeg. Toen in 1938 de zelfbesturen op Bali werden hersteld, werd deze zelfbestuurder (radja) van Gianyar. Na zijn overlijden in 1943 werd hij opgevolgd door zijn zoon, de tegen woordige radja, Ide Anak Agung Gde Agung, die de tiende vorst is in de lijn van het Gianyarse geslacht. Hoewel de vorsten op Bali geen reëele politieke macht meer uitoefenen, heeft de raja van Gianyar nog steeds een groot moreel gezag en prestige bij de bevolking en neemt hij bij officiële gelegenheden een ereplaats in. De verhouding tussen hof en volk is nog steeds springlevend. Anak Agung ziet het als zijn taak het traditio nele en culturele erfgoed van zijn geslacht te bewaren. Ch.M. Ide Anak Agung Gde Agung, raja van Gianyar (links) ontvangt zijn gasten die zijn uitgenodigd voor de verbrandings plechtigheid. Rechts de raja van Karangasem, dr. Anak Agung Gde Made Djelantik. 21

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1992 | | pagina 21