DE DOKTERVANVROEGER
IS NIET DOOD
een vervolg
Shakespeare schreef een schitterend sonnet en hij schreef
er vele, zeer vele, daarom zijn die sonnetten genummerd.
Waar ik het over wil hebben is sonnet no. LXXI in "begrijpe
lijker taal" sonnet nummer één en zeventig, waarvan de eer
ste regel luidt: "No longer mourn for me when I am dead".
Ik heb pogingen gewaagd dit sonnet te vertalen, maar ben
ermee opgehouden, toen ik er achter kwam, dat vele schrij
vers en dichters 'van naam' dit sonnet reeds hadden ver
taald. Niet al te best in mijn ogen natuurlijk, maar dat laten
wij even in het midden.
door J.A. Stolk, huisarts
Opvallend is dat velen, zeer velen, door
de eeuwen heen en ook vandaag dus nog
zich bezig hielden en houden met de
dood.
De dood als een intrigerende kwestie.
Raadselachtig, dreigend maar ook een
verlossing.
De dood als een taboe. Het geschonken
leven en het einde daarvan zijn geen za
ken van de mensen.
Gesprekken en discussies over euthana
sie hebben voor mij het stigma van: de
dokter met de hand aan de trekker. Het
sterven en laten sterven is tot een dis
puut met een forum verworden.
Elke arts gaat met de dood op zijn of
haar eigen wijze om. Gebeurtenissen in
je leven en je praktijk bepalen mede die
attitude.
Op een nacht was ik heel druk bezig met
allerlei heroïsche en belangrijke handelin
gen bij het ziekbed van een heel zieke en
heel oude vrouw in een groot katholiek
ziekenhuis in Amsterdam. "Waarom mag
zij van u niet doodgaan?" hoorde ik in
eens een stem naast mij. De hoofdzuster
van de nachtdienst, een non, stond naast
mij en had een hand op mijn schouder
gelegd.
Ik was verbijsterd, maar voelde mij ook
opgelucht. Ik was ook nog zo jong in die
tijd en het leven was daarom zo belang
rijk. Doodgaan mocht niet van mij.
Die gebeurtenis heeft mijn houding aan
ziek- of sterfbed sterk bepaald.
Mensen mogen sterven. Ook het leven
mag. In beide gevallen moet je helpen,
kan je ook alleen maar helpen.
Het is zo logisch wordt er gezegd, de
dood is een onoverkomelijk en het laat
ste deel van het leven.
Naar mijn gevoel is het niet zo logisch. In
een mensenleven is de dood heel vaak
een onlogische zaak. De dodelijke ver
keersongelukken met vele, vaak jonge
slachtoffers, Joegoslavië, Somalië, ont
stellend wapengeweld en ook "de vergis
singen" van de dokter, die gebeurtenis
sen ridiculiseren het leven en het hoort
helaas bij het leven.
Onbegrijpelijk ook voor mij is, dat het
begin van het leven, onze geboorte, in
het merendeel van de gevallen tamelijk
onbenullig als een groot feest wordt ge
vierd waarbij flink het glas moet worden
geheven.
Onze geboorte is inderdaad een gebeur
tenis van groot gewicht. Van even groot
gewicht is onze dood, maar wat krijgen
de bezoekers dan?, Precies! koffie met
cake. Waarom geen borrel? Whisky en
wodka en de laatste mop of roddel over
degene, die wij net begraven hebben.
Zoiets lijkt mij oprechter en is een teken
van leven ook al is dat leven voorbij.
Ik ben zeker de enige niet, die er zo
over denkt. Nu en heel lang geleden
denken en dachten mensen net zo.
Lezers, die mijn "stukjes gezondheid" re
gelmatig lezen, weten dat ik dol ben op
versjes en gedichten. Shakespeare heb ik
in het begin van dit artikel er al bij ge
haald. Welnu in de 2e helft van de 16e
eeuw leefde er in Engeland nog een an
dere groot dichter. John Donne, de man,
die onder meer de beroemde dichtregel
schreef: "Never send to know for whom
the bells toll", want de klokken luiden
voor jou. Even bekend is de regel uit een
ander gedicht van hem: "Death be not
proud", vertelt verder dat met het leven,
dat eindig is, ook de dood sterft.
Het mysterie van sterven en dood is het
mysterie van het leven en het moet toch
een troost zijn, dat mensen dit vele eeu
wen lang reeds hebben geweten.
Treur niet langer om mij, wanneer ik
dood ben, schrijft Shakespeare in sonnet
no.71want ik ben een wrede wereld
ontvlucht.
De dood is vooral geen grap, maar kan
weieens grappig zijn. Voor dit verhaal
moet u eerst het volgende weten.
De heren Adam en Stokes waren chirur
gen in Dublin, zo omstreeks het midden
van de vorige eeuw. Naar deze heren is
het z.g. Adam-Stokes-syndroom ge
noemd. De beide chirurgen beschreven
als eerste de situatie die als "schijnbaar
dood" van de patiënt wordt gezien, er is
(schijnbaar) geen ademhaling, geen pols
is er te voelen en dus is de patiënt dood.
Maar zo'n apnoe (geen ademhaling) en
zo'n asystolie (geen pols) kunnen zeer
bedrieglijk zijn. De dokter, die zintuiglijk
een apnoe en/of asystolie waarneemt en
constateert, kan er flink naast zitten.
In onze tijd kan dat niet. Er is apparatuur
wat dood zijn feilloos registreert en bij
twijfel kan van deze technologie
gebruik worden gemaakt.
In een (nog) niet zo'n technologische
tijd, bijna zou ik spreken van "mijn tijd"
speelt zich dit verhaal af. In die tijd
brachten patiënten op "hoogtijdagen" si
garen en cognac. Er werd niets gevraagd.
Je kreeg het en het was je van harte ge
gund. Kerst en Nieuwjaar, de Paasdagen;
de geboortedagen van de kinderen, die
wisten de patiënten feilloos. Cognac en
sigaren, maar wat moest ik daarmee? Als
een soort "offer" heb ik dat beleefd. Zo
iets deden en doen de mensen in Afrika
en Azië in hun onwetendheid. Of moet
je geloof zeggen? Dat mystieke geloof in
die landen, dat vertelde dat onheil,
calamiteiten en ziekte door een offer
konden worden afgekocht.
Mijn Chinese en Javaanse schoolvriendjes
in Soerabaia hadden mij weieens verteld,
dat een offer enkel werd gebracht aan de
boze geesten. De goede geesten waren
altijd wel goed en bleven goed werk
doen. Zodoende dus.
24