Wetten voor ooRlocjscjETRoff en en Wie, wat, waar en koE Bij (le uitvoering van de wetten voor oorlogsgetroffenen stuit Stichting Pelita niet alleen steeds weer op een aantal weerbarstige misverstanden, maar vooral op de onbekendheid bij het publiek met deze wetgeving. Beide verschijnse len komen voort uil een gebrek aan voorlichting. De groep van oorlogsgetroffen die hier traditio neel het meest onder te lijden heeft wordt gevormd door mensen afkomstig uit "de archipel". Voor zover het de wetgeving zelf betreft, kan men inmiddels vast stellen dat er, althans in theorie, inmiddels een groot deel van de achterstand is ingelopen. Er is, weliswaar veel te laat en nog steeds onvolkomen, wetgeving voor Indische oorlogsgetroffenen tot stand gekomen. Wetgeving is natuurlijk mooi, maar wat heb je eraan als er grote groepen men sen zijn die er niet van op de hoogte zijn? De misverstanden Het grootste en hardnekkigste misver stand is, dat Pelita mensen geld in de vorm van uitkeringen zou toekennen. Dit is beslist niet het geval. Pelita kan noch mensen erkennen als oorlogsge troffene, noch uitkeringsgelden uitbeta len. Pelita helpt en begeleidt slechts mensen bij het doen van aanvragen in het kader van één van de drie oorlogs- wetten die zij uitvoert. De Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR) beslist vervolgens op de aanvragen die cliënten met hulp van Pelita bij de PUR indienen. Mocht de PUR een aanvraag afwijzen dan kan de cliënt Pelita vervolgens verzoeken hem of haar bij te staan bij een eventueel bezwaarschrift. De cliënt moet zelf het initiatief hiertoe nemen, omdat het Pelita, gezien de beperkte middelen die ter beschikking staan, onmogelijk is een actief beleid hierin te voeren. In feite betreft het hier een niet door de over heid gesubsidieerde taak die Pelita, gezien het belang voor de doelgroep, toch zo goed mogelijk tracht te vervul len. Het is voor Pelita moeilijk zich tegenover de overheid in deze zaak staande te houden, maar wij doen ons best. Verwijten van aanvragers als zou den wij in deze hun belangen niet goed vertegenwoordigen, omdat wij niet actief reageren op binnenkomende negatieve beschikkingen van de PUR, zijn begrijpe lijk maar niet terecht. Ik hoop dat u zich realiseert, dat ook wij af en toe tegen de stroom op moeten roeien. Tegelijkertijd proberen wij toch onze service aan u op een zo hoog mogelijk niveau te houden. Een ander altijd opduikend misverstand betreft de status van de uitkeringen die kunnen worden verleend. Het betreft géén schadevergoeding of pensioen. Wat bij toekenning slechts kan worden ver kregen is een aanvullende uitkering. Wat houdt dat nu in en aan welke voorwaar den moet men over het algemeen vol doen? Grof genomen kan men voor de oor- logswetten stellen, dat er allereerst sprake moet zijn van een "calamiteit" die men in de periode van '42 tot '49, tijdens de Japanse bezetting of Bersiapperiode, moet hebben onder gaan. De meest gebruikelijke calami teit bestaat uit internering in één van de kampen. Vervolgens moet men aan de calami teit lichamelijke of psychische gezondheidsklachten hebben overge houden. Tenslotte moeten bovengenoemde gezondheidsklachten negatief van invloed zijn geweest op de loopbaan van de aanvrager in kwestie. Iemand moet dus bijvoorbeeld aantoonbaar minder zijn gaan verdienen dan hij of zij zou hebben gedaan bij afwezigheid van de gezondheidsklachten. Het komt erop neer, dat via de oorlogs- wetten het door gezondheidsklachten achtergebleven inkomen van een aanvra ger kan worden aangevuld tot een vast gesteld percentage van het inkomensni veau, dat dezelfde aanvrager naar alle waarschijnlijkheid zou hebben gehad als er geen sprake zou zijn geweest van oor logservaringen. Daarom heten deze uit keringen aanvullend en is er hier zeker geen sprake van vergoeding voor gele den schade! De wetten voor oorlogsgetroffenen De Pensioen- en Uitkeringsraad is belast met de uitvoering van in totaal een vijftal oorlogswetten. Ze heten als volgt: 1) de Wet Uitkeringen Vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (WUV) 2) de Wet Uitkeringen Burger- Oorlogsslachtoffers I940-I945 (WUBO) 3) de Wet Buitengewoon Pensioen Indisch Verzet (WIV) 4) de Wet Buitengewoon Pensioen 1940-1945 (WBP) 5) de Wet Buitengewoon Pensioen Zeelieden-Oorlogsslachtoffers (WBPZO) Stichting Pelita verzorgt de sociale rap portage van deze wetten. Dat wil zeggen, dat zij verantwoordelijk is voor het opstellen van de aanvraag en voor de maatschappelijke begeleiding van cliënten uit het voormalig Nederlands-lndië die een aanvraag doen in het kader van de eerste drie genoemde wetten. Dit zijn dus de wetten WUV, WUBO en WIV. In de rest van dit artikel worden de vijf wetten kort besproken, de nadruk zal echter liggen op de wetten die Stichting Pelita in haar takenpakket heeft, wie er voor in aanmerking komt en hoe men aanvraagt. De Wet Uitkeringen Vervolgings slachtoffers 1940-1945 (WUV) Via de WUV kunnen mensen die tijdens de Japanse (of Duitse) bezetting zijn ver volgd, worden erkend. De vervolging moet hebben plaats gehad vanwege ras, geloof, wereldbeschouwing, homosexu- aliteit, onttrekking aan verplichte tewerkstelling of Europese afkomst of gezindheid. Onder vervolging verstaat men niet alleen het ondergaan van vrij heidsberoving in permanent bewaakte kampen of gevangenissen, maar bijvoor beeld ook onderduik om aan die vrij heidsberoving te ontsnappen. Naast deze erkenning kan men onder 34

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1992 | | pagina 34