en de dingen die niet voorbijgaan door Edy Seriese Inleiding In deze artikelenreeks wil Edy Seriese aannemelijk maken dat er geen culturele breuk zit tussen de Mestie- zencultuur en de latere Indi sche cultuur in de kolonie. Zij doet dit door aan te ge ven hoe de cultuurover dracht zich moet hebben afgespeeld: van moeder op dochter. 46 Lygia Morjari. Na de 17e-eeuwse Maria van Aelst en haar 18e- en I 9e-eeuwse culturele na zaten, maken we nu een grote sprong naar de jaren '20 van deze eeuw. Naar 2 juni I 924 om precies te zijn als Lygia Morjan geboren wordt op de suikerfa briek Medari bij Djokja. Lygia is de vijf de dochter uit het huwelijk van Victor Morjan en Agnes Edewardine Groene- woud. Vader Victor, geboren in I 89 I is een geadopteerd kind van een gena turaliseerde Duitse militair en de Madu rese vrouw Elisabeth Muller. Het verhaal gaat dat Victor Morjan eigenlijk een kind was van Morjans vriend John. Maar deze was modern getrouwd en had dus een vrouw die geen andere verbintenissen naast haar huwelijk ac cepteerde, laat staan een 'voorkind' als 'anak mas'. Daarom had vriend John Elisabeth en kind aan Morjan overge daan, die met haar trouwde en daar mee Victor en zijn latere vele (half-?) broers en zusjes de solide achternaam Morjan gaf. Lygia's moeder was een meisje Groe- newoud. Opa Groenewoud komt vers uit Europa, uit Mechelen in België. Na aankomst in de kolonie trouwt hij met een meisje Prud'homme de Lodder, een naam die diep geworteld is in het Indische, het Mestiezenverleden. Mijn onderzoek naar deze familie is nog niet heel ver gevorderd, maar op het eerste gezicht vertonen de Prud'homme de Lodders al allerlei trekken die ook in de familie Van Riemsdijk terug te vinden zijn, zoals het feit dat de dochters elke generatie weer met een import-Europeaan trou wen. Via het volgen van de vrouwelijke lijn in de stamboom zijn dit soort fami lies dus te traceren op een continue verblijf van vijf of meer generaties in Indië. Het lijdt dan ook geen twijfel of Lygia Morjan is via vaderlijke én via moeder lijke lijn een Mestiese. Maar wel één - want we zijn immers volop in de 20e eeuw - die Nederlands als thuistaal han teert en ook verder zo Europees mo gelijk wordt opgevoed: met de piano in plaats van met de krontjonggitaar, met Mozart en Verdi in plaats van met de Stamboel. Met uitzicht op Europa dus, waarheen het groot verlof voert en waar later gestudeerd zal worden. Familieleden die te veel petjoh praten worden geweerd maar import- Europeanen worden ontvangen als mo gelijke huwelijkskandidaten voor de dochters. Logisch toch dat Lygia - na de oorlog overigens - trouwt met een echte totok. En dan moeten we toch - éventjes - de camera verplaatsen naar die import- Europese aanstaande van Lygia. Niet om de aandacht van de Mestiese ge schiedschrijving af te halen, maar juist om aan te tonen hoe sterk nog in de Europese 20e eeuw de kracht van de Mestiezencultuur was. De aanstaande bruidegom van Lygia Morjan is Henri Petrus, onderofficier bij het KNIL en in de jaren '20 op 23-jarige leeftijd - als eerste en enige van zijn Haagse familie - naar Indië ge komen. Henri Petrus trouwt eerst met een import-Europese vrouw die hij laat uitkomen. Zij sterft in het Japanse kamp. Dan hertrouwt hij met een Europees meisje, dat van vaders kant twee en van moeders kant al vier gene raties lang in Indië gevestigd is. Ook zij is thuis zogezegd Europees opgevoed en haar blanke uiterlijk helpt haar lang de illusie te bewaren dat ze niet Indisch zou zijn. Na de scheiding trouwt Henri Petrus voor de derde keer, nu met Lygia Morjan. En daarmee heeft hij een voor import-Europeanen klassieke weg afgelegd: eerst een 'handschoentje' uit Europa, dan een 'Europees' meisje uit de kolonie en tenslotte een echt In disch meisje. Dit proces werd 'verindi schen' genoemd, in de betekenis van 'verval', 'afglijden'. Wij weten nu dat dit proces niet minder behelsde dan de opname van weer een individuele im port Europeaan in de Mestiezencul tuur. En we weten nu ook dat dat proces van beide partijen een vrijwillige opname betekende, omdat beide partij en elkaar iets aan te bieden hadden. De import-Europeaan bood zijn Indische vrouw de mogelijkheid volwaardig mee te draaien in de (blanke) koloniale ge meenschap, een bijna onweerstaanbaar aanbod in de 20e eeuw. En wat was voor hem het aanlokkelijke van het In dische meisje? Sex? Exotisme? Verras singen onder de blauwe sarong, zoals alle (totok-)romans ons willen doen geloven? Laten we het (nog) niet uitsluiten. Maar laten we ook constateren dat het Indi sche meisje haar geïmporteerde part ner iets veel belangrijkers te bieden had, het belangrijkste dat een vreem deling in een nieuw land nodig heeft:

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1992 | | pagina 46