De oudste dochter van Morjan trouwt met haar totok. Haar zusjes, die nu nog bruidsmeisje zijn, zullen dat later ook doen. een wijze van leven, van denken en doen, een cultuur kortom, om in dat nieuwe land te overleven. De Mestie- zencultuur bood dus een overlevings strategie en niet alleen voor militairen. Het was een functie die door de kolo niale situatie in Indië voor Indonesische culturen niet was weggelegd. En laten we tevens constateren hoe sterk die functie vervuld werd: juist de angst voor 'verindischen' kenmerkt de kracht die de Mestiezencultuur tot aan de dekolonisatie heeft behouden. Waarmee maar gezegd is dat die Mestiezencultuur, die Indische cultuur, tenminste tot aan het eind van de kolo niale periode is blijven voortbestaan, met andere woorden: dat het met het 'Europese' gehalte van de kolonie, ook in de 20e eeuw wel mee viel. Tot slot. Lygia Morjan en Henri Petrus, die van zijn achternaam Seriese heet, zijn mijn ouders. Ik ben hun kind, na de oorlog in Den Haag geboren en opgegroeid. Ik ben dus een Mestiese, of een Indisch meisje, of een Indische Nederlandse zoals dat tegenwoordig heet. En dat komt niet omdat ik met zo'n sterk Indisch bewustzijn ben opgevoed. Inte gendeel zelfs: mijn moeder was 'in Indië immers al zo Europees'. Ik ben desondanks Indisch. Omdat de cultuur waarin je bent grootgebracht misschien wel bedèkt kan worden met een kleve rige laag Europese opleiding, maar nooit kan worden weggemoffeld. 'Adoeh' zeggen bij pijn, botol tjebok gebruiken op de wc, koppie toebroek drinken, komkommer 'ketimoen' noe men en een banaan een pisang: dat kun je allemaal afleggen. Maar Indisch zijn niet. Dat gold voor mijn overgroot moeders, voor mijn grootmoeder, dat gold voor mijn moeder en dat geldt nu ook voor mij. Een Indisch meisje? Dat ben je gewoon. En zeg nu zelf, met zo'n intrigerende voorgeschiedenis: wie zou dat niet willen zijn? De eerste Kerst die ik me kan herinne ren was toen ik een meisje van zes jaar was en mijn broertje drie. Mijn ouders waren met hun eerste Europees verlof. Het was winter. Na een paar weken in Holland voor familiebezoek, gingen we de rest van het verlof naar Garmisch Partenkirchen, in Zuid-Duitsland. Van die tijd in Beieren herinner ik me nog veel, waarschijnlijk omdat we nog nooit sneeuw gezien hadden. Garmisch en de bergen rondom waren met een dikke laag sneeuw bedekt: de natuur was een sprookje! Mijn ouders hadden een paar kamers gehuurd bij een sympathieke familie, die een groot chaletachtig huis be woonden met een flinke tuin er om heen. Ze hadden een aardige dochter, Wally, van een jaar of achttien die graag enige maanden voor ons wilde zorgen. Zo konden mijn ouders vrij van hun verlof genieten. We voelden ons al meteen thuis. We voerden vo geltjes op het balkon en braken ijspe gels van het dak en zogen erop als op een lolly. We kregen allebei een sleetje en waren uren zoet met spelen en glij den op de hellingen in de omtrek. Wal ly zorgde goed en gezellig voor ons en we waren dol op haar. Al gauw konden we al wat Duits brabbelen. En toen werd het Kerstmis! Het dorp was een zee van lichtjes en op het marktplein stond een grote kerstboom. Maar ook thuis stond een kerstboom in de huis kamer beneden. We zouden met z'n allen het feest vieren. Op Kerstavond gingen we eerst te voet naar het kerk je vlak in de buurt waar een blijde stemming heerste. Er werd ook veel gezongen en mijn broertje en ik zagen alles met grote ogen aan. Toen we weer thuis kwamen, moesten we eerst nog de grote sneeuwpop be groeten die we met Wally gemaakt had den. Wat waren we trots op die pop! Toen wachtte ons een heerlijk diner bij de verlichte kerstboom. Mijn broertje en ik zongen toen het bekende liedje 'Oh Tannenbaum' dat Wally ons ge leerd had. Onder de boom lagen vele kleurige pakjes. Mijn vader maakte en kele foto's van ons in onze nieuwe, wollen winteruitzet met een warme muts met een pompon bovenop. Gouden herinneringen aan Kerst, ber gen, sneeuw en zon! J.J. HUIJER-POLDERVAART 47

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1992 | | pagina 47