Eenmalige (pensioenvervangende) uitkering van f 7.500 ingevolge de Uitkeringswet financiële compensatie landurige militaire dienst In Moesson is het afgelopen jaar gerept over inheemse en Indische dienstplichti gen in verband met de antwoorden van het Ministerie van Defensie op de aan vraag van de heer De Ceuninck van Capelle (ex-dienstplichtige bij de Konin klijke Marine) voor een oorlogsinvalidi teitspensioen. Moesson heeft inmiddels bericht van het Ministerie van Defensie gekregen dat de materie rond inheem se en Indische dienstplichtigen, hun rechtspositie e.d. dermate ingewikkeld is en nader bericht zou volgen. Moes son is nog steeds in afwachting van dit antwoord. Inmiddels is rond deze zelfde materie een nieuwe 'zaak' gaan spelen: de een malige (pensioenvervangende) uitkering van f 7.500 ingevolge de "Uitkerings wet financiële compensatie langdurige militaire dienst" (wet van 24 juni 1992) voor ex-dienstplichtige militairen en re servisten. Uit de 'advertentie' van het Ministerie van Defensie.' "Ex-dienstplichtige militairen en reser visten maken onder bepaalde voor waarden aanspraak op een eenmalige pensioenvervangende uitkering van f 7.500. Men moet in de periode van I januari 1936 toten met 31 decem ber I 962 in totaal tenminste vijf jaren (zonder dubbeltelling) in werkelijke dienst zijn geweest. Deze periode hoeft niet aanééngesloten te zijn. De aanspraak vervalt als men over deze periode of een deel daarvan al een (overheids)pensioen ontvangt of gaat ontvangen. Indien de ex-militair reeds is overleden, kan de weduwe in sommige gevallen aanspraak maken op (een deel van) de ze uitkering. Militairen die uitsluitend bij het KNIL hebben gediend, komen voor de een malige uitkering niet in aanmerking." Inmiddels is uit een persbericht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken d.d. 3 september 1992 gebleken dat nu ook ex-dienstplichtigen en reservisten van het KNIL (onder bepaalde voorwaar den) in aanmerking komen voor deze f 7.500. Uit het persbericht d.d. 3 september jl.: "Een voorstel van Wet zal op korte termijn bij de Tweede Kamer worden ingediend. Over de wijze waarop rechthebbenden zich voor de uitkering kunnen melden zal nog voorlichting worden gegeven." Meerdere ex-dienstplichtigen van de Koninklijke Marine, die in Nederlands- Indië zijn opgekomen, tenminste 5 ja ren (i.v.m. oorlog en nasleep) tussen I 936 en I 963 in dienst zijn geweest, geen overheidspensioen ontvangen (of uitzicht daarop hebben), deden een aanvraag voor deze eenmalige f 7.500 bij de Afdeling Pensioenzaken van de Dienst Zorg Postaktieve Militairen van het Ministerie van Defensie te Heerlen. Uit Heerlen ontvingen deze ex-Marine dienstplichtigen een afwijzingsbrief voor deze eenmalige uitkering met daarin de alinea's: 1"Blijkens de memorie van toelich ting betrekking hebbende op deze wet dient de gewezen militair behoord te hebben tot de Nederlandse krijgsmacht." (2) "Uit de op u betrekking hebbende militaire bescheiden blijkt onder meer, dat u uitsluitend als dienstplichtige krachtens het Dienstplichtbesluit voor het voormalige Nederlands-lndië onder de wapenen bent geweest." (3) "Op u als gewezen Indisch- dienstplichtige is deze wet derhalve niet van toepassing." Bij het lezen van alinea Iis het juist om te denken dat de Koninklijke Mari ne in Indië deel uitmaakte van de Ne derlandse krijgsmacht. In alinea (2) komt de aap echter uit de mouw: het Dienstplichtbesluit voor Nederlands-lndië. Vóór de souvereiniteitsoverdracht bestond naast het Dienstplichtbesluit voor Nederland een Dienstplichtbesluit voor Nederlands-lndië. Anno 1992 blijkt (wat men toen niet had kunnen vermoeden) dat er een verschil is of men ingevolge het ene of het andere dienstplichtbesluit zijn diensttijd heeft vervuld. Na informatie bij Defensie ('Project groep f 7.500') te Heerlen, Defensie Den Haag en het Ministerie van Bin nenlandse Zaken te hebben ingewon nen, zouden de drie alinea's als volgt begrepen moeten worden. Het onderdeel (de Koninklijke Marine) waarbij deze dienstplichtigen die in Nederlands-lndië zijn opgekomen (Indi sche dienstplichtigen) en hun diensttijd vervulden, behoorde dus wél tot de Nederlandse krijgsmacht (waarover Defensie voor financiële afwikkelingen zorg draagt), maar deze Indische dienstplichtigen die niet ingevolge het Dienstplichtbesluit voor Nederland maar ingevolge het Dienstplichtbesluit voor Nederlands-lndië onder de wape nen zijn geweest, worden volgens de Algemene Militaire Pensioenwet be schouwd als niet gediend hebbende on der de Nederlandse krijgsmacht. De Uitkeringswet financiële compensa tie langdurige militaire dienst is alleen van toepassing op dienstplichtigen en reservisten die hebben behoord tot de Nederlandse krijgsmacht. De dienst plichtigen die hebben gediend ingevolge het Dienstplichtbesluit voor Nederlands-lndië vallen daar niet onder en komen dus (als gewezen Indisch- dienstplichtige) voor deze eenmalige f 7.500 niet in aanmerking, zoals staat in alinea (3).

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1992 | | pagina 6