SERAWAK deel 2 (slot) De heer Frangenheim geeft in dit tweede deel over Serawak zijn indrukken weer van zijn verblijf'aldaar. Hij werkte voor een maatschappijdie zich bezighield met de export van peper, rubber en hout. 16 Hout is een belangrijk exportartikel van Serawak. Vanuit de lucht gezien is Borneo een grote boerenkool en de bossen leveren talloze, waardevolle houtsoorten op waar een grote vraag naar is in andere landen. Helaas vond de exploitatie van de bossen niet op de meest oordeelkundige manier plaats, maar daar wil ik het hier niet over heb ben. De voornaamste afscheephaven was Sibu aan de brede Rajang rivier. Wij hadden in Sibu een klein kantoortje, spe ciaal voor de houtzaken. Grote, lange vlotten kwamen geregeld de rivier afzak ken en bleven dan in de nabijheid van Sibu liggen in afwachting van het schip, dat de lading aan boord moest nemen. Er zijn een paar houtsoorten met een soortelijk gewicht hoger dan het water (o.a. ijzerhout). Om die de rivier af te voeren moeten zij vastgemaakt worden aan lichtere houtsoorten opdat het blijft drijven. Een ander belangrijk produkt was peper dat verbouwd werd door kleine, indivi duele planters. Lang niet zoveel als in de Lampongs en in Banka, maar toch was er steeds een goede markt voor. Mijn firma beschikte over een grote peper- verwerkende molen, toentertijd de tweede in Zuid-Oost-Azië. Wij kochten de peper van de verbouwers, die er niet voor schroomden een emmer water in elke zak te gooien om het gewicht te vergroten, of een handvol gruis en ande re vuiligheid. Wij beschikten over appa ratuur om het vochtgehalte te bepalen en ook het percentage 'onreinheden' om tot de juiste prijs te komen. De peper werd daarna gedroogd en ging dan in de molen. Niet een ieder weet dat zwarte en witte peper van dezelfde klimplant komen. Oorspronkelijk is alle peper zwart, maar om witte peper te verkrijgen legt men een zak zwarte peper een paar dagen in water waardoor de omhullende schille- Een Dajaks bruidspaar (I9S5) tjes fermenteren en loskomen van de kern. De peper wordt dan op een betonnen vloertje uitgespreid en met blote voeten getreden en de witte kern blijft over. Eigenlijk is zwarte peper pitti ger dan witte, maar het oog wil ook wat, en zo betaalt men graag wat meer voor het mooiere, witte produkt. Tenslotte wil ik nog wat vertellen over de Dajaks. Velen van ons, wanneer zij over Borneo lezen, denken aan 'Borneo, het land van de koppensnellers'. Misschien was dit snellen vroeger een algemeen gebruik, maar in de zeven jaren dat ik zowel in Nederlands-Indisch Borneo als in Serawak heb gewoond, heb ik nooit zo'n geval van nabij meege maakt. Het schijnt dat vroeger de gewoonte was om je aanstaande schoonpapa met een buitgemaakte sche del te verblijden, die hij dan in een rotan mandje in zijn huis ophing. Denkelijk moest de aanstaande schoonzoon bewij zen dat hij mans genoeg was om voor zijn bruid te zorgen. Het Hollandse gou vernement heeft getracht de Dajaks te bewegen om de kop van een groot wild varken of hert, in plaats van een men senhoofd, te bemachtigen en aan te bie den, maar dat was toch niet je ware en een Dajak heeft nooit kunnen begrijpen waarom hij een lange gevangenisstraf kon oplopen voor het uitvoeren van een oud huwelijksgebruik. Overigens zijn de Dajaks een vredelie vend volk en zeer op de hand van ons Europeanen. Vechten onder elkaar is een ernstig misdrijf, waarschijnlijk omdat het geboortecijfer zo laag is. De diverse stammen leven namelijk van elkaar afge scheiden door bergruggen en dat werkt inteelt in de hand. Als iemand dan perse een kop wilde snellen, dan moest hij een lange reis door het oerwoud maken om een schedel in een andere stam te bemachtigen. Het oorspronkelijke begrip van tonen dat men de overwin naar in de strijd met een ander is geweest gaat verloren, wanneer de daad verlaagd wordt tot een geval van sluip moord. Zo'n andere stam werd in de laatste oorlog in de vorm van de Japanners op het toneel getoverd. Voor de Dajaks was dat een buitenkansje waarop ze nooit hadden durven hopen. En met hun blaaspijpen met giftige pijltjes en hun sierlijke mandaus heeft menig Jappenhoofd in het stof, of liever, de modder moeten bijten en hangt nu als pronkstuk in een of ander longhouse. Een Serawak-kenner bij uitnemendheid, Tom Harrison, die directeur van het Kuching Museum was in mijn tijd, heeft gedurende de oorlog grote aantallen

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1993 | | pagina 16