In mijn hoekje in de barak op Nieuw-Guinea, 1952
dat land geleidelijk aan verlaten. We
voelden ons beetgenomen. Voor de vele
Indische kolonisten was het een hele
strop; met volle inzet waren ze letterlijk
en figuurlijk bezig dit land op te bouwen.
Wij militairen vertrokken in burger, in
groepjes per vliegtuig. Mijn groep ver
trok in mei 1953. Het was de eerste
keer dat ik vloog. Per Dakota naar Biak;
per Constellation naar Schiphol met tus
senstops in Manilla en Bangkok. De reis
was boeiend, veel hebben we gezien. De
aankomst viel dan ook bitter tegen.
Het was mistig en koud toen we in een
militaire truck naar Bergen op Zoom
gereden werden. God, God, was dat
nou Holland. We zagen het meteen; dit
land is beslist niets voor ons. Dit is een
totaal andere wereld. Ons ontschepings
verlof brachten we door daar in Bergen
op Zoom. Aan het eten van aardappelen
in de kazerne konden we niet wennen
en bijna dagelijks aten we een beschei
den portie nasi goreng bij een cafetaria
in de buurt. Dat was eigenlijk ons enige
verzetje in dat saaie brave stadje. Na dat
'verlof werden we ingedeeld bij het
Regiment van Heutsz, in het noorden in
Groningen. Weer bestond onze taak
voor het grootste gedeelte uit wacht
kloppen bij militaire objecten, maar nu
onder barre weersomstandigheden (er
waren toen nog echte winters). Ik had
het beroerd en kampte erg met heim-
weegevoelens. Ook miste ik veel van
mijn collega's. We waren verspreid over
heel Nederland. Gelukkig voor de
gehuwden, die zaten tenminste na de
dienst bij moeder de vrouw thuis in hun
eigen wereldje. De hele sfeer in de
kazerne was geheel anders dan bij het
KNIL. Bovendien moesten we de gehele
dag dienen en dat in die koude. Vreselijk
vonden we dat stomme wachtlopen in
de winter. Een uur op, twee uur af. Dat
ene uur leek wel eeuwen te duren. Oh
God, dan maar 100% liever met volle
bepakking de tjot beklimmen in Nieuw-
Guinea. Met heimwee bekeken we de
foto's uit die zonnige jaren. Maar geluk
kig was het toen mogelijk je als vrijwilli
ger voor Korea op te geven. Samen met
nog een collega, die er al geweest was,
deed ik dat; uit zucht naar avontuur en
om even dit land weer uit te gaan. Het
was in 1954, een jaar na aankomst uit
Nieuw-Guinea. Voor deze uitzending
moesten we eerst een keiharde voorop
leiding volgen in Oirschot, midden in
een barre winter. Oh God, wat was ik
nu weer begonnen en dat nog wel op
vrijwillige basis. Het was bijvoorbeeld
heel gewoon als we 's nachts tijdens een
welverdiende rust, wreed en ruw uit
onze stromatrassen gebruld werden
voor een nachtoefening met volle
bepakking in die bevroren wereld bui
ten. Soms zaten we een hele vriesnacht
in een schuttersputje te kleumen. Lopen
was er niet bij; altijd in looppas of
speedmars. Als rendieren, in dun sport
tenue, over heuvelachtige, besneeuwde
terreinen rennen, struikelend en glijdend
met benen die je bijna niet kon voelen
door de kou, renden wij naar ons 'och-
tendontbijt'. Maar we gaven geen krimp.
Zij die afhaakten of te slap waren, moes
ten maar bij moeder thuisblijven, werd
ons gezegd. Voor ons was het feest als
we theorielessen (want ook onze herse
nen werden behoorlijk getraind) in die
verwarmde leslokalen hadden.
In mei van dat jaar, stoer uitgerust
(geheel Amerikaans), konden we einde
lijk vertrekken. Met de trein vanuit
Roosendaal naar Marseille; per passa
giersschuit, via Singapore, Saigon, Manilla
en Yokohama naar Korea. In Singapore
zagen we voor het eerst weer klapper
bomen en dat deed ons Indische jongens
veel goed; we mochten ook daar passa
gieren. In Saigon werden we even
ondergebracht in een Frans militair
kamp. Na Manilla deden we Hongkong
aan. We konden daar, in afwachting van
de verdere reis, dagenlang passagieren.
Al met al hadden we het gevoel of we
op met een cruise mee waren.
In Yokohama stapten we over op het
Amerikaans troepenschip 'S.S. General
W.M. Mitchell'. Op 18 juni 1954 zetten
we voet aan wal in Korea (Pusan). In
deze troosteloze en armoedige haven
stad werden we ondergebracht in een
militair doorgangskamp. De volgende
ochtend met de trein van 07.45 uur
(volgens mijn dairy) tuften we verder
het binnenland in. Het heuvelachtige
landschap en de verwaarloosde rijstvel
den deden een beetje denken aan Indië,
hoewel er nergens klapperbomen te
bespeuren waren. Het volk, meestal in
het wit gehuld, deed ons wat vreemd
aan. Voor deze mensen waren we dus
gekomen, om hun te beschermen tegen
de communistische agressors uit het
Noorden. Om ongeveer 17.50 uur
bereikten we de hoofdstad Seoul. In
militaire trucks (G.M.C.'s), bestuurd
door Hollandse jongens, werden we
naar ons detachement gereden. Tegen
middernacht kwamen wij daar aan. We
werden hartelijk ontvangen door de
'oude rotten' en zowaar was er dampen
de nasi goreng. De volgende dag bleek
hoe uitgebreid ons 'Netherlands
Detachment' wel was: een tentenkamp
omgeven door heuvels. Aan de overzij
de van de enige verlaten weg was nog
een militair detachement van de Yanks.
Korea, in volle gevechtsbepakking
21